Vrijgevochten is het eerste deel in Femke Roobols aangrijpende historische tweeluik over vriendschap en politieke verschillen tijdens de revolutie van 1783.
Een schrapend geluid van ijzers die een laagje ijs afschaafden, trok haar aandacht. Iemand omhelsde haar en drukte zich tegen haar rug aan. Nog voordat ze de pommade in zijn haar rook, wist Cornelia dat het Severijn was. Hij droeg niet eens handschoenen en toch waren de vingers tegen haar wangen warm. ‘Je bent er,’ zei hij. Ze glimlachte om de opluchting die doorklonk in zijn stem. ‘Had ik het je niet beloofd?’ antwoordde ze. ‘Ik was bang dat je toch te veel te doen had.’ Wolf sprong tegen Severijn op. Hij knielde neer en sloeg zijn armen om de hals van het dier zodat het zijn gezicht kon likken.
Toen hij weer opstond trok hij een wenkbrauw op en stak zijn hand uit naar Cornelia. Ze greep hem beet en al snel vonden hun voeten een gelijk ritme. Ze maakten steeds meer vaart, alsof ze dansten over het ijs. Rond en rond gingen ze, langs de Timmermanswerf en de hoge huizen met de trapgevels tot aan de Lange-Houte-Brug. Wolf draafde met hen mee, zijn tong uit zijn bek. Het was alsof ze samen opgesloten zaten in een naar de lucht opstijgende zeepbel. Afgezonderd van de rest van de wereld, alles mogelijk, hun dromen voor het grijpen. Cornelia wenste dat het moment zou voortduren tot in de eeuwigheid. Gewoon zij tweeën en de ijle, tintelende winterlucht die prachtig turkoois kleurde nu de zon onderging. Ze had niemand anders nodig dan Severijn. Maar het vacuüm, de zeepbel, waarin alleen zij zich bevonden, werd steeds vaker door anderen kapot gestoten. Wat was het gemakkelijk geweest toen ze nog kinderen waren, toen ze vrijwel iedereen die tussen hen wilde komen, konden buitensluiten. Na drie rondjes Galgewater remde Severijn abrupt af en leunde tegen de balustrade van de brug. Gefascineerd keek Cornelia hoe zijn adem in wolkjes door zijn mond naar buiten kwam. Ze wreef haar handen tegen elkaar. Nu ze stilstonden kreeg ze het plotseling koud, zelfs met de wollen wanten.
‘Kom,’ zei Severijn. ‘Stop je handen maar in mijn broekzakken.’ Ze keek hem aan. ‘Ik denk dat ik gewoon in beweging moet blijven.’
Zijn glimlach verdween en hij fronste. ‘Ik zal een beker wijn voor je halen.’
Ze bleef achter bij de brug terwijl hij behendig naar een tentje met versnaperingen reed. Iemand had een lantaarn aan de stokken gehangen en banken en tafels onder de luifel gezet. Ze voelde zich dom omdat ze zijn aanbod had afgewezen. Al tien winters lang had hij haar handen of schouders gewreven, zijn armen om haar heen geslagen of zijn jas opengeknoopt en zijn lichaamswarmte met haar gedeeld. Wrevelig haalde ze haar schouders op en keek naar de rondzwierende schaatsers tot Severijn terugkwam met de warme wijn. Terwijl ze dronken staarde Cornelia naar de berijpte takken van de bomen in de verte. Het werd steeds donkerder, achter de ramen van de huizen gloeide kaarslicht. Studenten vormden een lange rij op het ijs. Cornelia herkende een paar van Severijns studiegenoten. Hij keek naar hen met een verlangend glimlachje om zijn mond. Ze wist dat hij wilde meedoen.
Boekgegevens
Femke Roobol, De kleine revolutie 1. Vrijgevochten, Uitgeverij Zomer & Keuning, 352 pagina’s (€ 17,50)
Dit artikel verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2021.
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.