BOEKFRAGMENT – Voetbalgek

Zondagmiddag, de zevende juli van het jaar 1974. Ik zal niet de enige zijn die nog wel eens terugdenkt aan die middag. Hier is mijn herinnering.
Met een man of tien zaten en lagen wij, de spelers van het destijds onbetwist beste studententeam van Utrecht en wijde omstreken, te kijken naar de finale tussen de twee destijds onbetwist beste nationale voetbalelftallen van de wereld: Nederland en Duitsland. Alle ogen waren gericht op een vier weken tevoren aangeschaft zwart-wit teeveetje. De spiegelneuronen, destijds nog niet ontdekt door de wetenschap, vuurden als gekken telkens wanneer ‘we’ een kansje kregen. Maar het hielp allemaal niks: Nederland verloor met 2-1 en om half vijf zetten we beduusd en hulpeloos de tv uit. Met z’n tienen hadden we toen pas anderhalf kratje gedronken, maar de kater was groter en erger dan we hem ooit hadden beleefd. We hadden in de verkeerde film gezeten, verkeerd scenario, verkeerde afloop, verkeerd volkslied, dat vooral.

Toen hebben we het beste besluit genomen dat we op dat moment konden nemen. We zijn gaan voetballen. Een paar uur lang. In de stromende regen, tegen elkaar, vijf tegen vijf. Felle duels, meterslange slidings, schitterende acties.
Hier is hét moment van die middag. H., onbetwist onze leider en al jaren onze topscorer, komt op me af en wordt vrijgespeeld via een schitterend een-tweetje. Hij gaat alleen af op twee schoenen, ons doeltje. Ik probeer geheel tegen mijn gewoonte in met een desperate sliding schuin van achteren een doelpunt te voorkomen, maar H. haalt de bal op het beslissende moment onder zijn voet terug. Ik kruis voor hem langs, een meter of tien doorschuivend op het gladde veld. Wat er achter me gebeurt, hoef ik al niet meer te weten, want ik kan het beter zien met mijn ogen dicht. Ik weet dat H. zal wachten tot ik omkijk. Ik stel me de smerige grijns op zijn gezicht voor, hoe hij de bal tergend langzaam tussen de twee schoenen door zal laten rollen. Misschien gaat hij ook nog wel, bij wijze van ultieme vernedering, op de grond liggen om als een poes de bal met het hoofd in het doel te aaien.
Ik voel me nat, moe, vies en stram, en… diep en domweg gelukkig. Het Olympia-stadion in München is hééél ver weg.

Al voetballend heroverden we onze trots en onze voetbalidentiteit en vonden we de kracht om de tot dan toe zo bevredigende, maar misleidende wanen van de nationalistische identificatie met het Oranje van toen te relativeren. Na die onderlinge veldslag waren we de eerste teleurstelling voorbij. We spoelden de rancune weg onder de douche, mét het slijk van het veld, en even later met liters bier. Duitsland werd bijzaak, en werd dat steeds meer. (Er zijn tegenwoordig veel meer goede dan foute Duitsers. Misschien percentueel wel meer dan Nederlanders.)
Onze helden van toen scharrelen heden ten dage moedeloos, vaak betweterig, soms chagrijnig rond op een van de zenders die geld in het voetbal hebben gestoken. Les vieux ne rêvent plus. Maar dat geeft allemaal niks. De vlam sloeg op die zondagmiddag voorgoed in de pan. Het vuur zouden we van tijd tot tijd op een laag pitje zetten — voor koophuis, kinderen of carrière. Maar het zou nooit meer doven.

Jan Vorstenbosch, Voetbalgek: Bespiegelingen van een filosoof, Uitgeverij Lemniscaat, ISBN 978 90 5637 852 3(€ 17,95)

Voor meer informatie: www.lemniscaat.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven