Emma had altijd gedacht te weten wat ze zou doen, wanneer het haar zou overkomen. Maar sommige dingen weet je pas echt zeker op het moment dat ze je overkomen.
Emma stond op een parkeerplaats bij een hotel, en ze wachtte op een van de minnaressen van Peter. En daar, verderop wachtte Peter, op dezelfde vrouw.
Het was krankzinnig en onwerkelijk wat ze deed, daarom moest ze niet denken, maar handelen. Ze moest doen wat ze had te doen en niet meer dan dat. Nadenken betekende namelijk je verstand verliezen en knettergek worden. En dat moest ze zien te voorkomen.
Traag kropen de wijzers van de klok voorbij. Al haar zintuigen stonden op scherp.
Om tien voor drie zag Emma een rode auto de parkeerplaats oprijden, een plek zoeken en parkeren. Om vijf voor drie zag zij haar uitstappen en naar Peter lopen, om ze daarna samen door de deur van het hotel te zien verdwijnen. Een grote man en een kleine vrouw – haar man en zijn minnares. Alsof ze bij elkaar hoorden.
De aanblik trof haar als een messteek. Zíj was zijn vrouw, en zíj was de moeder van zijn kinderen, niet Nora, niet dat mens dat bezitterig naast hem naar binnen liep. Die hoorde daar niet te lopen.
Haar dochter onderbrak het gepieker: ‘Je moet gaan mam. Het is tijd.’
Ja, dat was het zeker. Het was klokslag drie uur en de hoogste tijd om te laten zien wie de oudste rechten had.
Bij de ingang stond Peter op haar te wachten, zoals hij kort daarvoor nog wachtte op Nora. Even ontmoetten zijn blauwe en haar bruine ogen elkaar, en ving zij de knipoog. Ze voelde zich sterk. Beresterk. Kaarsrecht liep zij naast hem en ging naar binnen.
Boekgegevens
Carolien Cramer, Thee en Tranen, Uitgeverij Pumbo, 199 pagina’s, ISBN 978 94 924 7510 7 (€ 19,95)
Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2016