Boekfragment: Storm

Storm van Nick Garlick is een ontroerend verhaal over een twaalfjarige jongen Flip die tijdens een zware storm een wild Fries paard redt. Ze sluiten vriendschap, maar mag Flip het paard houden of moeten ze afscheid nemen? Voor jongens en meisjes vanaf 10 jaar.

De wind loeide. Regen kletste tegen de ramen. De veerboot maakte een slingerbeweging toen een golf vies, bruin water tegen de zijkant sloeg en een angstig ogenblik lang dacht Flip dat ze zouden kapseizen. Zijn keel was droog en zijn hart bonsde in zijn oren. Hij kneep zijn ogen stijf dicht en verwachtte dat de zee hem elk moment zou opslokken.
Toen richtte de boot zich weer op en ploegde verder door het deinende water, op weg naar Mossum, het kleine eilandje dat Flips nieuwe thuis zou worden. Flip verheugde zich daar niet op. Hij voelde zich ongelukkig. Hij was nog nooit op het eiland geweest en kende er niemand. Niemand behalve de zwijgzame, dreigende figuur naast hem.
Oom Andries.
Flip was bang voor oom Andries. Hij was al bang voor hem vanaf het moment dat ze elkaar twee dagen geleden hadden ontmoet toen hij naar de stad was gekomen om de begrafenis van zijn broer te regelen. Zijn broer was Flips vader. En omdat Flips moeder hem drie jaar geleden had achtergelaten en nooit meer iets van zich had laten horen, was de twaalfjarige Flip moederziel alleen op de wereld.
Met de komst van zijn oom voelde Flip zich nog eenzamer. Hij was het huis binnengestapt waar Flip woonde, had de jongen van top tot teen bekeken en toen gezegd: ‘Ik ben de oudere broer van je vader. Je moet me oom Andries noemen.’ Hij was een lange man met een groot hoofd dat extra groot leek omdat zijn haar zo kort geknipt was dat de achterkant en de zijkanten bijna kaal waren. De mouwen van zijn jasje en zijn broekspijpen waren te kort, waardoor zijn handen en voeten uitstaken. Hij torende boven Flip uit als een zwijgende reus die op een antwoord wachtte.
Toen fronste hij zijn wenkbrauwen. ‘Geven jullie mensen elkaar geen hand hier in de stad?’ vroeg hij. ‘Waar ik vandaan kom, beschouwen we dat als goede manieren.’
Flip was zo verbaasd dat hij niets terugzei. Hij had nog nooit in zijn leven een foto van zijn oom gezien. Wat het nog verwarrender maakte, was dat oom Andries met een zwaar, noordelijk accent sprak dat Flip maar moeilijk kon verstaan. Omdat hij zich zo moest concentreren om te begrijpen wat zijn oom zei, vergat hij te groeten.
‘Ik denk,’ vervolgde oom Andries, ‘dat je vader niet de moeite heeft genomen om je dat bij te brengen. Dat verbaast me niet.’
‘Het… het spijt me,’ begon Flip en hij stak alsnog een trillende hand uit.
Maar oom Andries was de kamer al uitgelopen. Hij nam Flip mee terug naar de kelderwoning waar Flip met zijn vader had gewoond, en liep toen de deur uit om met de huisbaas te gaan praten. Daarna ging hij de stad in. Toen hij terugkwam, zei hij dat alles voor de begrafenis was geregeld. Hij zei ook dat de papieren geregeld waren, zodat Flip bij hem kon komen wonen en dat Flip nu alles wat hij mee wilde nemen moest inpakken in twee koffers. Twee maar. Daarna had hij het avondeten voor hen beiden gekookt en was naar bed gegaan. Niet één keer had hij Flip gevraagd hoe het met
hem ging.
Ook de volgende dag vroeg hij dat niet. Ze stonden allebei op, ontbeten zwijgend en namen hun koffers mee naar de begraafplaats.

14 BF 0,5 Kok Callenbach Storm

Boekgegevens

Nick Garlick, Storm, vertaling: Marian Muusse, Uitgeverij Callenbach, 240 pagina’s, ISBN 978 90 266 2157 4, ( € 14,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2016.

Berichten gemaakt 5342

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven