NOS-verslaggever Peter ter Velde nam in zijn eerste roman De vader en de zoon al afstand van het gereformeerde milieu. Op haast Jan Siebelinkiaanse wijze verdiept hij dat in zijn tweede roman Paradijs om de hoek, over twee broers in een gelovig middenstandsgezin.
Op zondagmiddag leek de slinger van de klok langzamer te bewegen dan op andere dagen. Leek, want als geen ander wist Freek dat een klok die waterpas hangt de gang van de slinger het juiste ritme geeft.
Vanaf de bank hadden Freek en Gijs precies zicht op het uurwerk aan de muur tegenover hen. Hoe kwam het toch dat leuke dingen zo voorbij zijn en dat de zondag altijd een eeuwigheid moest duren? De zondag. De enige dag met een lidwoord. Altijd als er over de zondag gesproken werd, veranderde de blik in de ogen en de toon van de stem. Heilig geritsel, noemde vader de bladzijden van de Bijbel die hij op die zondagmiddagen omsloeg. Hij glimlachte er dan bij alsof hij de grap voor de eerste keer maakte. Moeder glimlachte met hem mee. Soms keek ze op, maar meestal bleef ze gebiologeerd kijken naar haar eigen boekwerk. Het monotone getik van de Zaanse klok, het heilige geritsel en zo nu en dan een kuchje of een snuif waren de zondagmiddaggeluiden.
Het duurde slechts van half twee tot vier uur, maar Freek en zijn jongere broer ervoeren die tijd als een langdurige bezoeking. De tweeënhalf uur op de bank, kijkend naar vader op zijn stoel onder de klok en moeder in haar stoel links van hen, voelden voor de broers als een straf. Gijs vergeleek zich op zondagmiddag wel eens met Atlas bovenop de klok. Licht voorovergebogen en iets door de knieën gezakt om de zware last van het hemelgewelf op de schouders te torsen. Gijs keek vaak naar Atlas, omdat hij in die uren toch ergens naar moest kijken, maar de verslagen held keek niet terug. De blik was naar beneden gericht. Het op hem rustende gevaarte ontnam hem de kracht op te kijken.
ook Atlas had straf.
Freek keek op een andere manier naar de klok. Het is maar hoe je de dingen ziet. De oudste jongen hield van het slingeruurwerk, zoals hij van alles hield wat te maken had met tijd. Hij had de klok wel eens scheef gehangen om te zien wat er gebeurde, maar binnen een seconde was het uurwerk van slag. Hij moest de slinger weer op weg helpen nadat hij de klok recht had gehangen. Hij had de slingerlens tussen duim en wijsvinger vastgepakt, zoals het hoort, en deze iets uit het midden bewogen en weer losgelaten. Zo snel als de klok van slag was, zo snel had deze de regelmatige tik weer gevonden. Freek was gefascineerd door die regelmaat.
De zondag bij de familie Van Ankeren was net zo monotoon als de klok. Om kwart voor acht werden de jongens gewekt. Om acht uur luidden de klokken van de oude Kerk, die vijfhonderd meter van hun huis verwijderd was. Het vroege klokgelui riep van oudsher de mensen op te ontwaken en zich gereed te maken voor de kerkgang. Om acht uur had moeder de eieren gekookt. De jongens werden dan aan het ontbijt verwacht. Vader las een stuk uit het Woord en begon de dag met gebed. Het zondagmorgengebed was een zware.
Boekgegevens
Peter ter Velde, Paradijs om de hoek, uitgeverij Conserve, ISBN 978 90 5429 373 6 (€ 19,99) www.conserve.nl