Boekfragment: Lessen

In Lessen weet meesterschrijver Ian McEwan het leven van zijn hoofdpersoon Roland moeiteloos te verweven met de grote gebeurtenissen van onze recente geschiedenis: van de Suezcrisis naar de Cubacrisis en van de val van de Muur tot de klimaatcrisis en de huidige pandemie.

Dit was de herinnering van iemand die niet kon slapen, niet een droom. Het was de pianoles weer: een oranje tegelvloer, één hoog raam, een nieuwe piano in een kaal vertrek vlak bij de ziekenboeg. Hij was elf en zat te zwoegen op wat anderen mogelijk kenden als de eerste prelude van Bach uit Boek 1 van Das Wohltemperierte Klavier, bewerkt voor beginners, maar dat wist hij allemaal niet. Hij vroeg zich niet af of het een beroemd stuk wasof iets onbekends. Hij wist van geen tijd of plaats. Hij kon niet bevatten dat iemand ooit de moeite had genomen om het te schrijven. De muziek was er gewoon, iets van school, of iets donkers, als een naaldbos in de winter, uitsluitend voor hém bestemd, zijn hoogsteigen labyrint van koude treurnis. Het zou hem nooit laten gaan.

De lerares zat vlak naast hem op de brede pianokruk. Met een rond gezicht, rechtop, in een wolk van parfum, streng. Haar schoonheid ging schuil achter haar manier van optreden. Ze keek nooit kwaad, maar ook nooit bemoedigend. Sommige jongens zeiden dat ze gek was, maar dat betwijfelde hij.     

Hij maakte steeds een fout op dezelfde plek, de fout die hij altijd maakte, en ze boog zich naar hem toe om hem voor te doen hoe het moest. Haar arm drukte stevig en warm tegen zijn schouder, en haar handen, haar gelakte nagels, bevonden zich vlak boven zijn schoot. Hij voelde een tergende tinteling die al zijn aandacht wegzoog.

‘Luister. Het zijn ontspannen, kabbelende klanken.’

Maar als zij het speelde hoorde hij geen ontspannen gekabbel.  

Haar parfum bedwelmde zijn zintuigen en maakte hem doof. Het was een afgeronde, nogal zoetige geur, net een hard voorwerp, een gladde steen in een rivier, die zich aan zijn denken opdrong. Drie jaar later zou hij erachter komen dat het rozenwater was.  

‘Nog maar eens.’ Ze zei het op een iets hogere, waarschuwende toon. Zij was muzikaal, hij niet. Hij wist dat ze met haar gedachten elders was en dat hij haar met zijn onbeduidendheid verveelde: de zoveelste kostschooljongen met inkt op zijn handen. Zijn vingers drukten de toonloze toetsen in. Hij zag de lastige plek al voordat hij die bereikte, het gebeurde al voordat het gebeurde, de fout kwam op hem af, de armen moederlijk uitgestrekt, klaar om hem in één keer op te tillen, altijd dezelfde fout die hem kwam halen, zonder de belofte van een zoen. En zo ging het. Zijn duim leidde een eigen leven.   

Samen hoorden ze hoe de verkeerde noten verdwenen in de sissende stilte.

‘Sorry,’ fluisterde hij tegen zichzelf.

Haar ergernis kwam als een snelle ademstoot door haar neusgaten naar buiten, een omgekeerde snik die hij eerder had gehoord. Haar vingers vonden de binnenkant van zijn dij, vlak bij de rand van zijn grijze korte broek, en knepen daar hard in zijn vlees. Die avond zou hij daar een kleine blauwe plek hebben. Haar aanraking voelde koel aan toen haar hand zich in zijn broek omhoogbewoog naar de plek waar het elastiek van zijn onderbroek tegen zijn huid zat. Hij wist niet hoe snel hij van de kruk af moest komen, maar bleef vervolgens met een vuurrood hoofd staan.

‘Ga zitten. Overnieuw!’

Haar strenge optreden wiste alles uit wat er zojuist was gebeurd. Het was spoorloos verdwenen en hij twijfelde nu al aan zijn herinnering eraan. Hij wist niet wat hij met de zoveelste bedrieglijke confrontatie met het gedrag van volwassenen moest. Ze vertelden je nooit wat ze wisten. Ze zorgden ervoor dat je nooit wist hoe ver je onwetendheid reikte. Wat er was gebeurd, wat het ook was, was zijn schuld geweest, en ongehoorzaam zijn lag niet in zijn aard. Dus ging hij weer zitten, hief zijn hoofd naar de dreigende kolom g-sleutels die links op de bladzijde hing en begon nog onzekerder dan daarnet weer van voren af aan. Er kon geen gekabbel zijn, niet in dit bos. Sneller dan gehoopt naderde hij diezelfde rotplek. Dat het mis zou gaan stond vast, en die wetenschap maakte de ramp des te onafwendbaarder toen zijn domme duim naar beneden ging op een moment dat die zich niet had mogen bewegen. Hij stopte. De aanhoudende dissonant klonk alsof zijn naam hardop werd uitgesproken. Ze nam zijn kin tussen knokkel en duim en draaide zijn gezicht naar haar toe. Zelfs haar adem rook naar parfum. Terwijl ze hem recht bleef aankijken pakte ze de dertig centimeter lange liniaal van de pianoklep.

Ian McEwan, Lessen, vertaling: Niek Miedema en Harm Damsma, Uitgeverij De Harmonie, 572 pagina’s (€ 27,50)

www.deharmonie.nl

Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2023.
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven