Boekfragment: Langzaam afbouwen op deze planeet

Verbindend thema in de nieuwe verhalenbundel van Nico Dros (1956) is dat ook in het hart van de beschaving het leven rauw en fel mag heten.

Waar is Igor?
Voorzichtig kwam ik overeind, blij dat ik al een onderbroek en hemd aan had. Ik wist heel goed hoe ik in het donker zonder rumoer naar de deur kon komen. Moest ik eigenlijk doodstil zijn en de onbekende verrassen? Of juist kabaal maken en hem op de vlucht jagen? Geen idee waarom, maar ik besloot tot een stille aanpak. De sluipgang door onze kleine benedenetage had ik vaak geoefend in tijden van insomnia. De deur maakte evenmin geluid toen ik hem opende en voorzichtig de gang betrad. Onder mijn voeten voelde ik nattigheid: smeltende sneeuwresten die iemand naar binnen had gelopen. Er scheen een kleine lichtbundel in de voorkamer, in de hoek waar de boekenkast stond. Daar stond ook mijn nieuwe laptop op een rijtje boeken. Eva had het bedrag voor de aankoop onlangs voorgeschoten. In de kamer deed ik meteen het licht aan. Een jongeman, nog geen twintig, stond met zijn rug naar me toe. Hij had zo’n donkerblauwe sweater aan en een capuchon op. Heel even schokten zijn schouders. De laptop had hij al in zijn handen. ‘Zet hem maar weer terug!’ zei ik. Wonderlijk, zo laag als mijn stem klonk.
De jongen legde het apparaat inderdaad terug op de rij boeken, trok zijn capuchon verder over zijn hoofd en draaide zich weifelend om. Stevige neus, een getinte huid alsof het hoogzomer was, de ogen beschaduwd door de capuchon waarop druppels blonken. Had ik hem eerder gezien? Even stonden we daar allebei, sprakeloos. Er lag minder dan vier meter tussen ons. Hoe had hij met zulke kisten aan vrijwel onhoorbaar door het huis kunnen sluipen? Hij leek schuldbewust noch beschaamd. Hij oogde bijna zelfverzekerd, terwijl hij geen kant meer op kon. Het duizelde me ineens, door een vlaag van razernij. Onwillekeurig deed ik een stap naar voren en daardoor veranderde alles.
Achteraf meende ik precies te weten wat er was voorgevallen, later bekroop me de twijfel. Volgens mij ging het zo: na mijn eerste stap in zijn richting, ging zijn rechterhand naar een zak van zijn sweater. Ik stormde op hem af, in de veronderstelling dat hij een mes wilde pakken. Mijn poging hem met links vol op het gezicht te raken lukte niet echt. Hij ontweek me op het laatste moment en mijn vuist schampte langs zijn wang, al trof ik zijn oorschelp wel. Mijn knie raakte hem op het bovenbeen of in de lies, hoewel ik het op zijn kruis had gemunt. En daarbij voelde ik, behalve de kou die hij meedroeg, hoe iets van metaal – een knoop of versiering? – het vel op mijn knieschijf openhaalde. De jongen bracht een hese keelklankuit, klapte iets naar voren, herstelde zich en maaide daarop met zijn linkerarm om zich heen. Een worsteling volgde waarbij ik hem bij de boekenkast met de laptop vandaan probeerde te sleuren. Dat lukte ook al niet. Wel wist ik zijn capuchon van het hoofd te trekken. Door de inspanning speelde het zuur andermaal op en ik dacht: straks kots ik hem er nog onder; dat zal hem een leven lang bijblijven. Hevig vloekend lukte het me zijn rechterarm af te klemmen. Ik was nu in de positie om hem met een elleboogstoot in het gezicht uit te schakelen, maar daar zag ik toch vanaf.

langzaam afbouwen

Boekgegevens

Nico Dros, Langzaam afbouwen op deze planeet, Uitgeverij van Oorschot, ISBN 978 90 282 6078 8 (€ 16,50)

Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2015

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven