Erika verhuist met haar jonge gezin vanuit de VS naar Genève. Het zou de start van een mooie fase in hun leven moeten zijn, maar Erika vindt geen aansluiting. Aanvankelijk ziet niemand hoe klein haar leven wordt en dat ze niet meer in staat is de lieve moeder te zijn die ze zo graag had willen zijn.
We kozen het appartement dat het dichtst bij M’s kantoor lag. Bovendien, zei M, is het maar tijdelijk, volgend jaar kopen we een huis aan het meer. Dat zul je vast leuk vinden, zei hij. Maar ik vond het appartement ook leuk, ik vond het fijn dat we overdag vlak bij hem waren. De kinderen en ik thuis, hij op zijn werk, allemaal dicht bij elkaar. ‘Als E me in de badkamer opsluit, kan ik gewoon een gil geven en dan kun jij me komen bevrijden,’ zei ik tegen M.
‘Oh non,’ onderbrak de dame van het bureau ons. ‘Je mag hier niet gillen. In Zwitserland zijn we stil. We zijn altijd zo stil als muisjes.’ ‘Oké,’ zei ik, ‘niet gillen dus’, maar de dame keek nog altijd behoedzaam mijn kant op, alsof ik tot alles in staat was, al had ik gezegd dat ik niet zou gillen. ‘In Zwitserland zijn we stil,’ zei ze weer. Nou ja.
Er was een slaapkamer voor M en mij, een kleine ruimte voor het toilet en nog een voor de douche en de wasmachine. De keuken was een apart vertrek met twee deuren die dicht en op slot konden, eentje leidde naar de woonkamer en de andere naar de entree. Er was zelfs een slaapkamertje voor E met een bed en een tafel en een bureau. In E’s kamer stond alles tegen elkaar aan, het bed stond tegen het bureau, de tafel tegen het bed. Alles was klein maar fijn, en M kocht een sprei waarop allemaal krokussen en vergeet-mij-nietjes waren genaaid en eromheen kwam het kamertje helemaal tot leven en het was perfect en paste perfect bij E.
Er was ook een kamertje met niets erin dat je kon bereiken via een kleine deur in de woonkamer. Het zou een grote kast of een kleine slaapkamer kunnen zijn. Het plafond voelde er hoger, nou ja, het wás ook hoger. ‘Oh my god!’ zei de mevrouw van het bureau tijdens de bezichtiging. Er stond een plant in een pot, een vetplant met stengels als de armen van een inktvis, er was een wastafeltje en er zat een schroeiplek in de vloer. ‘Oh my god!’ zei de dame van het bureau nog een keer, en haar hand ging bijna naar haar mond maar raakte hem net niet. Kloppend op mijn arm en knipogend naar mijn man zei ze: ‘Somezing for you! A little place! Oh, yes, zis is tiptop!’ Alle th-klanken sprak ze uit als z en ik vond het geweldig. Zis is tiptop, herhaalde ik nog een keer in mijn hoofd.
Kyra Wilder, In Zwitserland zijn we stil, vertaling: Maya Denneman, Uitgeverij Stortebeeker, 250 pagina’s (€ 15,95)
Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie december 2022.
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.