Een moment spitste ik mijn oren. De gids was stilgevallen en keek geamuseerd en uitdagend de in driekwart cirkel om haar heen opgestelde groep rond. Met een schok drong tot me door dat ik me niet bang voelde, dat de pillen werkten. Niet alleen niet bang om hier met een groep van zeker twintig mensen ondergronds, in een onbekende en met donkerte omringde ruimte te zijn, niet bang voor het moment dat ik, om wat voor reden dan ook, om hulp zou moeten vragen of anderszins de aandacht op me zou vestigen van veertig nieuwsgierige ogen, niet bang dat ik in het diepste deel van de grot ontzettend aandrang tot kakken zou krijgen, of dat ik niet genoeg zuurstof meer zou krijgen en duizelig met mijn kop tegen een rotspunt zou slaan, tegen de vlakte zou gaan en dat niemand EHBO zou kunnen en ik naar buiten gedragen zou worden door de twee onhandigste kerels van de groep en met een open helikopter naar het dichtstbijzijnde provincieziekenhuis gevlogen zou worden, waar ik misschien wel aids zou oplopen van een bloedtransfusie. Ik was zelfs zodanig niet bang dat het voelde alsof ik iets miste.
Naarmate de rondleiding vorderde werd ik steeds stiller en eenvoudiger van binnen, mijn hart stuiterde niet als een rubberbal door mijn borstkas, zoals gewoonlijk bij dit soort gelegenheden, maar werd op z’n plaats gehouden door een kalme hand.
Verlost van de angst was ik verlost van mezelf, van die extra persoon die ik al jaren op mijn nek had zitten. Ik voelde me zoals de chauffeur van Stalin zich moet hebben gevoeld op zijn eerste vrije dag na jarenlange continudienst, eindelijk eens langer dan een enkel moment onbereikbaar voor diens tirannieke regelzucht.
Geprezen zij de man of vrouw die deze pillen als eerste in elkaar geknutseld heeft, eeuwige dank voor die royale oom die hun op hun negende verjaardag de eerste basisdoos scheikunde cadeau gaf. Laten wij gedenken de tamme veldmuis, het konijn, de boommarter en alle testapen die hun leven of in ieder geval levensvreugde hebben gegeven bij het voor mij uitproberen van deze chemische preparaten. Het land zou overdekt moeten zijn met monumentjes voor deze kleine, onfortuinlijke helden, een beetje zoals in Frankrijk elke stad en ieder dorpje op het voornaamste plein zijn eigen monumenten voor de gevallenen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog kent, zo stelde ik me voor, onopvallend maar altijd daar, opdat niet vergeten wordt hoe het zat. En laat de zakken van degenen die deze en alle andere middelen verder ontwikkeld en op grote schaal geëxploiteerd en toegankelijk gemaakt hebben, zo uitpuilen dat lopen moeilijk wordt.
Het ging me vooral om het besef dat het kon, dat het bestond ontspannen te zijn en gevrijwaard van angst en zorgen te genieten, doen en denken samen te laten vallen. Als over een paar uur de gouden koets weer terug in een pompoen zou veranderen, zou er in mij iets achterblijven, een afdruk van een intense ervaring. In mij zou voortaan een venijnigheid, een korreltje nijd zitten dat de rest van mijn logge lichaam en geest zou aansporen in beweging te blijven en niet genoegen te nemen met minder dan een normaal leven.
Michel Boll, Houdini of De Tussentijd, Uitgeverij Mastix Press, ISBN 978 90 809 6015 2 (€ 19,90)