Angela Gutmann keert terug naar het Tai Mahal Motel in Mumbai, waar zij verbleef toen dat door terroristen werd bezet. In het vliegtuig huiswaarts stelt de spirituele Jane haar enkele confronterende vragen. Al gauw blijkt dat de mens, net als een hotel, een glimmende façade bezit waarachter geheimen schuilgaan.
Mijn blik viel op de waslijn. Met mijn vlakke hand sloeg ik tegen een slip die hing te drogen. De waslijn was tussen twee bomen gespannen; Ruths hele verzameling aan slips en bh’s hing eraan te drogen. Als de wind de cups van het ondergoed bespeelde, werd het volume van haar borsten angstaanjagend concreet. Ruths ondergoed nam buitenaardse proporties aan ten opzichte van dat van mijn moeder. En zeker ten opzichte van dat van mij.
Ik ging van buiten weer naar binnen. Ik vroeg of ik mama mocht bellen. Mama zei dat we voorzichtig naar huis moesten rijden en niet te lang bij Ruth moesten blijven, want dat Ruth ons niet kon helpen en zij wel. Ze sprak alsof het snikheet was en elk woord uit de opgedroogde, door de zon gebarsten diepte moest oppompen, al wist ik dat de airco aanstond, en dat ze, als de zon nog maar via het raam naar binnenviel, alle gordijnen dichttrok om de hoge temperaturen buiten te houden.
Ruth zette een grote, verse chocoladetaart op de tafel. De taart met de krokante korst, en met vanbinnen dat paradijs van donkerbruine, smeuïge chocolade, liet me dit keer koud. Die onverschilligheid was een primeur in mijn bestaan. Toch at ik een spie. En nog een. Ik bleef eten, maar proefde niets. En ik at opzettelijk met mijn mond wijd open. Met mijn tanden, tong en lippen vol chocolade wilde ik iets uitproberen, ik wist niet wat. Ik overwoog om mijn hoofd pal in de taart te leggen, maar dat deed ik uiteindelijk niet, want de stemmen die mij aanspoorden om balorig uit de hoek te komen, riepen me ook weer terug.
‘Waarom haal je niet nog een extra taart uit de vriezer?’ vroeg Ruth. ‘Voor morgen, als je weer bij mama bent.’ Als ze inademde rees haar borst zichtbaar op.
Mijn tante geloofde in God en in voorraad. Op ongelijkmatige schappen van ruw hout wachtten kilo’s suiker, havermout, chocolade en bloem, en als ik zeg dat er minstens honderd pakken melk in rijen waren gestapeld en een meterslang rek met appelmoes in blik was gevuld, overdrijf ik niet. Aan potten sinaasappelconfituur ontbrak het evenmin. De eerste supermarkt lag meer dan dertig mijl van Ruths bungalow vandaan. Het was volgens haar dus logisch dat ze reserves aanlegde. Bovendien ontving Ruth geregeld mensen. Die – grotendeels latino’s – werden door de kerk gestuurd en bleven een poos bij haar logeren. Tijdens hun verblijf dachten ze na over hun leven. Ook werden ze aangemoedigd om in plaats van na te denken de handen uit de mouwen te steken: ze herstelden op Ruths domein alles wat er te herstellen viel.
De taarten, zeker zes stuks, lagen onderaan in de diepvrieskist. Ik koos de grootste en rende snel weer naar boven.
In het trapgat bleef ik staan. Het bevroren baksel brandde gaten in mijn handen. Ik keek naar mijn vader en Ruth. In het midden van de woonkamer stonden ze schuifelend rondjes te draaien, met hun hoofden rustend op elkaars schouder, hun handen om elkaars middel geslagen. Ruth kneep in mijn vaders billen. Haar aders kropen over haar palmen; ik zag ze kloppen, zoals een hart.
Boekgegevens
Margot Vanderstraeten, Het vlindereffect, uitgeverij Atlas Contact, ISBN 978 90 254 4429 7 (€ 19,99)
Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie januari 2015.