Boekfragment: Het vijfde evangelie

Twee broers, priesters binnen het Vaticaan, slaan de handen ineen tijdens een intellectuele zoektocht om het grootste historische mysterie van het Christendom te ontrafelen.

De kam van de heuvel – zo’n achthonderd meter lang – is een besloten paradijs voor de paus. Zijn gebied in Castel Gandolfo is groter dan heel Vaticaanstad, maar er woont hier niemand, op wat tuinmannen en werklieden na, en niet te vergeten de oude jezuïet en astronoom die overdag slaapt. De echte bewoners zijn de vruchtbomen in potten, de parasoldennen langs de paden, de bloemen in hun uitgestrekte perken en de marmeren beelden, achtergelaten door heidense keizers, die tegenwoordig Johannes Paulus tijdens zijn wandelingen een glimlach ontlokken. Hierboven op de heuvel kun je zowel de zee als het meer zien liggen. Terwijl we over het onverharde pad rijden is er nergens een teken van leven te bespeuren.

‘Waar wil je naartoe?’ vraagt Guido. ‘Zet me maar af in de tuinen.’ Hij trekt een wenkbrauw op. ‘In dít weer?’ De storm raast. Guido’s belangstelling is gewekt door mijn vreemde verzoek. Hij zet de autoradio aan, benieuwd of hij daar iets wijzer van wordt. Maar de radio zwijgt, net als ik. ‘Mijn vriendin werkt daar.’ Hij tilt een vinger van het stuur. ‘In de olijfgaarden.’ Ik zeg nog altijd niets. Ik geef hier rondleidingen aan nieuwe studenten op mijn oude seminarie. Bij daglicht zou ik me beter kunnen oriënteren. Nu, in het donker en de jagende regen, is het enige wat ik zie het terrein pal vóór onze koplampen. Wanneer we de tuinen naderen, is ook daar niets te zien. Geen vrachtwagens, geen politieauto’s, geen tuinlieden die gewapend met zaklantaarns de regen trotseren. ‘Ze drijft me tot wanhoop.’ Guido schudt zijn hoofd. ‘Maar ze heeft een kont, Alex…’ Hij fluit.

Hoe dieper we de schaduwen in rijden, hoe meer ik het gevoel krijg dat er iets heel erg mis is. Blijkbaar is Simon hier alleen. In dit noodweer. Voor het eerst komt de mogelijkheid bij me op dat hij gewond is. Dat er een ongeluk is gebeurd. Maar aan de telefoon had hij het over de politie, niet over een ambulance. In gedachten ga ik terug naar ons gesprek, op zoek naar iets wat ik misschien verkeerd heb begrepen. De weg door de tuinen maakt een scherpe bocht omhoog. Aan de rand van een open plek zet Guido de auto stil. ‘Dit is ver genoeg. Ik stap hier uit,’ zeg ik. […]

Wanneer hij weg is, haal ik mijn telefoon tevoorschijn en bel Simon. Het bereik is hier zo wisselend dat een gesprek onmogelijk is. Toch meen ik heel zwak een mobiele telefoon te horen overgaan. Ik loop in de richting van het geluid en schijn met mijn zaklantaarn voor me uit. In de helling is een enorme trap uitgehakt. Drie kolossale terrassen die afdalen in de richting van de zee, hier ver vandaan. Elk stukje grond is beplant met bloemen, gerangschikt in cirkels, binnen achthoeken, binnen vierkanten. Er is geen blaadje dat de verkeerde kant uit wijst. De ruimte hier op de top is oneindig weids en vervult me met een wilde angst. Ik sta op het punt Simon te roepen, tegen de wind in, wanneer er contouren zichtbaar worden. Hier, op het hoogste terras kan ik een omheining onderscheiden. De oostgrens van het pauselijke grondgebied. De lichtbundel van mijn zaklantaarn strijkt over iets donkers, net vóór de omheining. Een silhouet, volledig in het zwart gehuld.

vijfde evangelie

Boekgegevens

Ian Caldwell, Het vijfde evangelie, vertaling: Monique Eggermont en Erica Feberwee, A.W. Bruna Uitgevers, ISBN 978 94 005 0268 0 (€ 19,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie juni 2015

Berichten gemaakt 5342

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven