Boekfragment: Dubbelgangers

Jonas loopt na een voetbalwedstrijd op wolkjes naar huis, maar daar weigeren zijn ouders de deur voor hem open te doen … Wat is er gebeurd?

Het was een van de beste dagen van mijn leven. Misschien de beste. Ik had het idee dat er niets mis kon gaan. Ken je dat? Het gevoel dat je van top tot teen onkwetsbaar bent?
Zelfs toen ik daar op de stoep stond, dacht ik dat het een geintje was. Ik greep de deurklink en hoopte dat de deur echt op slot was. Dat was zo en ik moest grinniken. Ik was ervan overtuigd dat mama en papa een spelletje met me speelden. Ik was te oud voor dit soort gedoe – maar ach wat!
Ik holde op mijn kousenvoeten rond het huis, maar ze hadden de ramen gesloten. Ik glimlachte en uitgelaten als een kind rende ik verder. Aangekomen bij het raam van mijn kamer, zag ik nog net dat mijn moeder het rolgordijn liet zakken. Ze keek me angstig aan.
Alleen al van de kleren die mijn ouders droegen, werd ik lacherig. Ze hadden allebei een vreemdsoortig grijs tenue aan, een mengeling van een trainingspak en een maliënkolder.
Stond me soms een surpriseparty te wachten? Waren al mijn vrienden uitgenodigd? Tante Judith? Er was ook een tweede mogelijkheid, namelijk dat ze iets voor me aan het verstoppen waren. Een cadeau. Een hond!
Ik bukte en klopte voorzichtig tegen het raam om te horen of de hond reageerde met zacht geblaf. Maar nee. Geen enkel geluid.
Eindelijk ging het gordijn van de huiskamer ietsje opzij, en daar stond papa. In zijn rare riddertrainingspak opende hij het bovenste raampje en zonder mij aan te kijken wapperde hij met zijn ene hand. ‘Ksst!’ zei hij, alsof ik een vreemde kat was die weggejaagd moest worden. Daarna werd het gordijn weer dichtgetrokken.
Toen verloor ik opeens mijn geduld. Ik was geen kleuter en had geen zin in dit kinderachtige gedoe. Ik liep naar de keukendeur en begon er hard op te bonzen.
Doe open!’ riep ik.
Ik bleef bonzen tot de deur werd geopend.
Mijn vader hield de deur vast en de kier was te klein om me erdoorheen te wurmen.
Ik heb er genoeg van’, zei ik moe. ‘Het was een loodzware wedstrijd en ik ben helemaal naar huis gelopen. Met een gekneusd dijbeen!’
Papa keek me niet aan, maar hield de weg in de gaten.
‘Als je op de stoep blijft wachten, is alles zo voor elkaar’, zei hij.
‘Maar daar heb ik geen zin in!’ zei ik. ‘Kan ik niet in mijn kamer wachten?’
Terwijl ik probeerde het geluid van een hond op te vangen, hoorde ik mijn vader zeggen: ‘Nog een minuut of twee, denk ik, en dan is de zaak geregeld.’
Toen hoorde ik een deur opengaan. Het was de deur van de huiskamer. Mijn blik gleed automatisch naar hondenhoogte.
Maar het was geen hond. En ook mama niet. Of tante Judith. Of mijn vrienden.
Het was een jongen die ik kende.
Ik kon me alleen niet herinneren waar ik hem van kende.
Ik was eigenaardig opgewonden.
Verrast.
Alsof het een vriendje was dat ik in jaren niet had gezien.
Hij was van mijn leeftijd, had dezelfde lengte, dezelfde kleur haar en ogen, mijn neus en mijn mond. Toen drong het tot me door.
Dat ik het was.
Die jongen.
Dat ik naar mezelf staarde.
‘Het beste’, hoorde ik papa zeggen.
En toen ging de deur dicht.

Dubbelgangers

Boekgegevens

Jesper Wung-Sung, Dubbelgangers, vertaling: Maarke Lahaise, Clavis Uitgeverij, ISBN 978 90 448 2566 4 (€ 15,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie september 2015

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven