Lucien werd even stil. ‘De import van cocaïne verboden?’
‘Ja, maar dat geldt uiteraard niet voor mijn firma. Wij hebben ontheffing gekregen, maar ik weet natuurlijk niet hoe het met de andere farmaceutische bedrijven zit.’ Hij keek door het zijraampje. ‘Maar dat zal jij toch wel weten? Jullie leveren vast niet alleen aan ons.’
Lucien trommelde op zijn stuurwiel. De vorige dag had Kirkpatrick hem al geërgerd met zijn gevis; nu probeerde hij hem ook nog uit te horen over andere Engelse afnemers. Zou hij door dat verontruste ministerie zijn gevraagd uit te zoeken wie er allemaal cocaïne geleverd kreeg, nu blijkbaar de handel onder toezicht gebracht moest worden? Hij boog opzij naar Kirkpatrick en zei vriendelijk: ‘Het gaat u eigenlijk niets aan, maar voor uw geruststelling, Burroughs Wellcome is een uitstekende klant en daar kan er maar één van zijn.’ Hij leverde wel degelijk aan andere Britse bedrijven, zelfs aan hun grote concurrent Boots, maar daar had Kirkpatrick geen bliksem mee te maken en de kans dat hij erachter zou komen, achtte Lucien erg klein. Farmaceutische bedrijven hadden niet de neiging met hun productiemethodes en aanvoerkanalen te koop te lopen, maar ze wilden het dolgraag van de concurrentie weten. Hij moest daarbuiten blijven.
Farmaceutische bedrijven hadden niet de neiging met hun productiemethodes en aanvoerkanalen te koop te lopen, maar ze wilden het dolgraag van de concurrentie weten. Hij moest daarbuiten blijven. Ze vochten in Engeland hun eigen farmaceutische oorlogje maar uit.
‘En je verkoop in Nederland, gaat dat een beetje?’ vroeg Kirkpatrick. ‘Ach, de vraag is niet groot. Alleen tandartsen en oogartsen gebruiken het wel voor kleine ingrepen,’ zei Lucien, opgelucht dat Kirkpatrick niet doorvroeg over zijn Engelse klanten.
‘Ja natuurlijk,’ zei Kirkpatrick, ‘hoewel, om je de waarheid te zeggen, wat anesthesie betreft gaat mijn voorkeur uit naar morfine.’
Lucien blies door zijn neus. Daar ging het dus om. De Britten konden dankzij de opium uit hun koloniën wel morfine produceren, maar geen cocaïne. Die afhankelijkheid van de Nederlanders zat Kirkpatrick natuurlijk dwars. Morfine beter! Deze betweterige kant van Brian Kirkpatrick was hem nooit eerder opgevallen. Geen wonder dat hij problemen had bij Burroughs Wellcome. Ze reden IJmuiden binnen en Lucien parkeerde bij de vissershaven tussen stapels visnetten en zware kettingen. De Britse trawler lag al onder stoom voor de afvaart. Het dek was afgeladen met kratten en vaten en Lucien vermoedde dat Kirkpatrick, al was het slechts voor korte tijd, weer in het stinkende vooronder zou belanden. Even verderop, voor een ijsfabriek, zag hij de vrachtwagen van de fabriek staan. Albert Ketting stond bij de achterdeuren een sjekkie te roken met naast hem twee sjouwers die hij alvast had geregeld. Kirkpatrick stapte uit en liep rechtstreeks op de vrachtwagen toe. Ketting opende de deuren, zodat de Engelsman naar binnen kon om het aantal kratten te tellen. Nog voor Lucien bij hem was, draaide Kirkpatrick zich alweer om en stak zijn hand op ten teken dat het klopte. ‘Nou, dat is dan vijftienhonderdduizend gram die niet bij Harrods gekocht hoeft te worden,’ zei Lucien vrolijk. Zo vlak voor het afscheid wilde hij de verstandhouding tussen hen weer op peil brengen. Kirkpatrick deelde die behoefte want hij glimlachte: ‘Daar zullen onze soldaten de Nederlanders erg dankbaar voor zijn.’
Conny Braam, De handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne Fabriek, Uitgeverij Nieuw Amsterdam, ISBN 978 90 468 0675 3 (€ 19,90)