Boekfragment: De bende van Lijp Kot

Amsterdam, achttiende eeuw. Als de elfjarige wees Pontus onterecht van moord wordt beschuldigd, vindt hij onderdak bij de excentrieke bandiet Lijp Kot en zijn boevenbende. Kasper, een van de jongens uit de bende, geeft Pontus zijn eerste les zakkenrollen.

‘Les één, Zee,’ zei Kasper. ‘Kijk altijd ontspannen om je heen, maar wees scherp als een havik. Let vooral op heren in mooie kleren, die hebben altijd wel een buideltje bij zich. Loer naar zakjes in vesten, jassen en broeken, maar niemand mag aan je zien dat je de boel in de gaten houdt.
Begrepen?’
‘Begrepen.’
‘Mooi, dat is al heel wat voor een weesknaap. Luister, Zee. Ik geef je nog een raad, gratis en voor niets. Let niet alleen op geldzakjes, maar ga ook altijd goed voorbereid op pad.’ Hij haalde een paar metalen klompjes uit zijn broekzak. ‘Kijk, deze bikkels heb ik altijd bij me. Als ik op onderzoek ga wil ik niet op vallen. us dan pak ik mijn bikkels en ga ermee op straat spelen. Een spelend kind valt nooit op, snap je?’
Pontus zuchtte. Hoe oud was Kasper, veertien? En die ging bikkelen* om niet op te vallen?
‘Dus jij pakt je bikkels,’ zei hij. ‘Maar met wie speel je dan? Om te bikkelen moet je minstens met zijn tweeën zijn.’
Kasper rolde met zijn ogen. ‘Moet ik dat uitleggen? Met de kleintjes op straat natuurlijk.’ Hij gaf Pontus een por. ‘Maar ik laat ze niet winnen, dat begrijp je wel.’
Ineens greep hij Pontus vast. ‘Zie je die kerel daar? Die moeten we hebben.’
Bij een van de kaasstalletjes stond een keurige man af te rekenen. Hij droeg een driesteek* en een jacquet, dat strak om zijn bovenlijf zat. ‘Let goed op mij,’ zei Kasper zacht. Uit het zakje van zijn vale vest haalde hij een klein rood buideltje tevoorschijn, waaruit hij twee stuivers pakte. Hij klemde de munten in zijn hand en stopte het geldzakje terug. Pontus volgde Kasper tot bij het stalletje. De chique man stopte net zijn geldbuideltje terug in zijn rechterjaszak, pakte een stuk kaas van het kaasmeisje aan en nam zijn driesteek voor haar af. Op dat moment wierp Kasper de stuivers voor de man op straat.
‘Meneer,’ riep hij. ‘U verliest uw geld!’
De man draaide verbaasd zijn hoofd om en keek toen naar de munten die voor zijn voeten lagen. ‘Ah, bedankt,’ zei hij, terwijl hij zich bukte en de stuivers opraapte. Hij kwam omhoog en lachte vriendelijk. ‘Hier, voor ieder één. Omdat jullie zo eerlijk zijn.’
Pontus nam de stuiver gretig aan. Die had hij vast binnen.
‘Wegwezen,’ siste Kasper.
Ze zetten het op een lopen, naar de rand van het plein. Als ratten schoten ze een steeg in, renden de eerstvolgende hoek om en stopten om even uit te hijgen.
‘En?’ vroeg Pontus.
Triomfantelijk opende Kasper zijn hand waarin een zwart geldbuideltje lag. ‘Ben ik goed of niet?’

*bikkelen: Een behendigheidsspel, oorspronkelijk gespeeld met schapenkootjes, die bikkels werden genoemd. In de achttiende eeuw vaak werden ze gemaakt van messing of lood. De bikkels gooide je op en ving je met de bovenkant van je hand weer op. Tussen opgooien en opvangen moest je volgens een afgesproken volgorde bikkels oprapen. Dit alles met een en dezelfde hand. De eerste die dit voor elkaar kreeg was de winnaar.
*driesteek: Een driekantige hoed, vaak gedragen door deftige heren.

ljip kot

Boekgegevens

Wim Bos, De bende van Lijp Kot, Uitgeverij Lemniscaat, ISBN 978 90 477 0586 4 (€ 14,95)

Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie mei 2015

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven