Boekfragment: Apeirogon

De Palestijn Bassam Aramin en de Israëliër Rami Elhanan zijn allebei vader van een dochter en allebei worden ze geconfronteerd met het ergste dat een ouder kan overkomen: het verlies van een kind, door oorlogsgeweld.  

404 
Aanvankelijk was ze ervan overtuigd dat de verpleegsters zich hadden vergist. Nee, zei ze, nee. Mijn dochter is met de ambulance gekomen, van een ander ziekenhuis, ze moet hier al zijn. Ze keken haar aan. Ze spraken Arabisch tegen haar. Nog niet, zeiden ze. Ik ben met de taxi gekomen, zei ze, ik weet dat ze hier is, kan niet anders, ze zijn al een hele tijd geleden vertrokken. Ze belde Bassams nummer. Geen gehoor. De verpleegsters raadpleegden hun computers, belden rond, liepen de gang in naar de operatiekamers, informeerden bij de artsen. Nee, zeiden ze, er was geen kind met die naam of dat signalement. Zou u het nog eens willen proberen? Ze scrolden door de gegevens. Misschien, zei Salwa, hebben ze haar naar een ander ziekenhuis gebracht, is er niet nog een Hadassah op de Scopusberg? Ja, zei de verpleegster, maar daar zouden ze haar niet heen brengen. Wilt u het proberen? Dat hebben we al gedaan. Ze gaven haar een pakje zakdoekjes, kwamen toen achter de balie vandaan en namen haar aan de elleboog mee naar de wachtkamer. Ze brachten haar hete thee, roerden er de suiker door. Er klonken oproepen over de intercom. Salwa spitste haar oren. Ze probeerde Bassam nog eens te bellen. Geen gehoor. Er kwam een man langs met een vloerdweil. Hij gebaarde dat ze haar voeten moest weghalen. Ze voelde de dweil over haar tenen gaan. Sorry, zei hij. Haar zus kwam. Samen gingen ze terug naar de balie. Er moet ergens een vergissing zijn gemaakt, zeiden ze. Geloof me, zei de verpleegster, we doen wat we kunnen. Bassams broer verscheen om de hoek. Hij had niets van Bassam gehoord, nee. Hij was in zijn kantoorpak, das los. Ook hij ging naar de balie. Geloof ons toch, smeekten de verpleegsters. De drom mensen werd groter. Haar tante. Haar nichtjes. Bassams vrienden van zijn vredeswerk. Er was vast een vergissing in het spel. Misschien was Abir bijgekomen. Misschien hadden ze haar naar de kliniek teruggebracht. Het zou allemaal goed komen. Er verscheen een dokter, een Palestijn uit Nazareth. Hij ging tussen haar en haar zus zitten. Hij had een speciaal bericht uitgezonden, zei hij. De ambulance was onderweg. Het duurt nu al bijna twee uur, zei ze. Er waren technische problemen, zei hij, maar ze moest zich geen zorgen maken. Salwa ging een kamer in en knielde om te bidden. Haar zus bad met haar mee en daarna keerden ze terug naar de gang. Telkens als de ziekenhuisdeuren opengingen, sprong haar hart op. Er werd nog een kop thee gebracht. Ze sloot haar handen eromheen. Er arriveerden nog meer mensen. Het was rumoerig in de gangen. Bassams Israëlische vrienden ruzieden aan de balie. Een van hen schreeuwde. Hij stond naast een vrouw met felrood haar en een jongeman met een baard. De oudere man stond te gebaren. Wie is dat? Haar broer keek over haar schouder. Dat is Rami, zei hij. Rami? zei Salwa. Ze had over hem gehoord, maar had hem nog niet ontmoet. Ze draaide zich om, wilde hem begroeten, maar haar telefoon ging. Het was een nummer dat ze niet herkende. Waar zit je, zei ze, ik bel je al een hele tijd. We komen eraan, zei Bassam, mijn batterij was leeg, ik gebruik nu de telefoon van de ziekenbroeder, maak je geen zorgen. Hoe is het met Abir? We zijn er over vijf minuten. Zeg het me, man, hoe is het met Abir? Maak je geen zorgen, zei hij weer, we zijn er bijna. 

403 
Het was het vijfde jaar van de Strijders voor Vrede. 

402 
Het tiende jaar van Smadars dood. 

401 
Het achtste jaar van Rami’s aansluiting bij de Parents Circle. 

400 
De oude Grieken gebruikten overdag zonnewijzers en ’s nachts clepsydra’s, of waterklokken, om te weten hoe laat het was. 
Ze maakten stenen kommen met gaatjes in de bodem zodat het water in een vat eronder viel. Het vat vulde zich druppel voor drup- pel en gaf het verstrijken van kleine hoeveelheden tijd aan. 
Er moest een constante waterdruk zijn en ervoor gezorgd worden dat het water niet overliep of verdampte. 

399 
Rami en zijn zoon Elik renden naar de Spoedopname. Het rood- blauwe zwaailicht draaide nog. Ze hoorden stemmen op de intercom. De ziekenbroeders trokken haastig de brancard uit de ambulance. 
– Opzij, meneer, zei een van de broeders. 
Ze stapten naar achteren, lieten de brancard passeren. 
Rami zag Bassam uit de achterkant van de ambulance stappen. 
Rechtervoet eerst. Hij zag er bleek en afgetrokken uit. Rami pakte hem bij zijn elleboog en hielp hem naar beneden. 
– Waar is Salwa? vroeg hij. 

 398 
Het zou Rami altijd bijblijven dat Bassam zijn rechtervoet als eerste vooruitzette, als een rituele stap op een heilige plek. 

397 
Het bloed stolde Rami in de aderen toen hij drie grenswachten, allen vrouwen, door de gang van het ziekenhuis zag lopen, langs de kamer waar Abir bewusteloos lag. De wachten waren om onduidelijke redenen in het ziekenhuis, maar ze waren in vol ornaat, met het geweer over hun schouder. Ze waren even oud als Smadar op dat moment geweest zou zijn, gemiddelde lengte, slanke schouders, paardenstaart. 

Boekgegevens

Colum McCann, Apeirogon, vertaling: Frans van der Wiel, Uitgeverij De Harmonie, 514 pagina’s (€ 24,90)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie juli 2020.

www.deharmonie.nl 

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven