‘Vertellende poëzie is voor mij een natuurlijke manier van schrijven. Ik hou niet van poëzie die zichzelf als dichtkunst etaleert. De poëzie is “vers” van de lever, en nadrukkelijk op mezelf toegespitst. Ik hoop dat het daarmee invoelbaar wordt. Aan het einde gooi ik wel het perspectief om, waarmee ik een soort afscheid van mijn “ik” neem,’ aldus Edwin Fagel.
De bundel vertelt een verhaal, bijna als een kleine, kostbare roman…
‘In het eerste gedicht komt een man het station binnen, spreidt zijn jas en gaat op de grond liggen. Hij neemt niet deel aan het leven rondom, maar registreert het alleen. In dit gedicht worden de elementen aangestipt, die later in de verzen terugkomen. Een deel gaat over een broer, mijn broer; maar hij lijkt zo op me, dat het ook over de “ik” zelf kan gaan. Een ander deel gaat over een mystiek soort liefde, en in weer een volgend deel vallen de beelden uit elkaar… Het zijn waar bestaande personen, die ik tot personages heb gemaakt.’
Is dit vooraf zo geconstrueerd?
‘De gedichten kwamen in een jaar of twee à drie langs. En achteraf bleken ze allemaal met elkaar te maken te hebben. Dat was zeker geen voorbedachte rade. Toen ik dit ontdekte ging ik er natuurlijk wel mee aan de slag om het sluitend te krijgen. En natuurlijk bleven er losse eindjes over. Ik hou er niet van wanneer alles kunstmatig klopt. Er moet iets blijven om over na te denken.’
Is er, als in een roman, ook sprake van een motief?
‘Het is bijna een dooddoener, maar mijn gedichten zijn een zoektocht naar zingeving. Ik beschrijf beelden, maak daar een collage van en probeer daarmee een andere, ideale werkelijkheid te creëren. Uit de bundel wordt (ook mij) duidelijk dat het niet mogelijk is om deze te vinden. Het is voor mij dan ook eigenlijk nog steeds de vraag: wat wil ik met die beelden, wat doe ik ermee? Ik hou erg van dichters als Gorter en Hadewijch, dichters met een ideaal. Ik ben denk ik zoekend naar een mystiek ideaal. Bij een boekpresentatie van Ester Naomi Perquin werd dit laatst heel treffend een “Godvormig gat” genoemd.’
Zul je dit ideaal als dichter, of als mens, ooit vinden?
‘Ik denk dat alle kunst mystiek van aard is. En ik vrees dat het onmogelijk is wat ik wil…’
Edwin Fagel, Het geroofde lichaam van Charlie Chaplin, uitgeverij Nieuw Amsterdam, ISBN 978 90 468 1120 7 (€ 14,90)