Het boek wisselt hoofdstukken die een periode van een paar jaar beschrijven af met hoofdstukken waarin een familielid of bekende schrijver uit zijn fonds terugkijkt op zijn of haar tijd met Thomas Rap. Deze reeks hoofdstukken zal bij een breder publiek in de smaak vallen: (zeer) Bekende Nederlanders, zoals Youp van ’t Hek, Koos Postema en Wim T. Schippers komen aan het woord.
Thomas Rap is een boek voor een niche. Wie een beetje bekend is in de wereld van de uitgeverijen, auteurs en boeken, kent deze naam, en kent ook de minder bekende auteurs die in het boek worden aangehaald. Maar een persoonlijk document van een man die als persoon nooit echt bekend is geweest is, ook dan, een tamelijk riskante onderneming: wie hem goed kende, weet immers het meeste al, en wie hem niet kende, dreigt te verdrinken in namen en anekdotes. Worden deze hoofdstukken niet te zoetsappig, te anekdotisch, te sentimenteel?
Het antwoord is – luidkeels – nee. Sterker nog: de verhalen zijn haast jaloersmakend gezellig. Tijdens het lezen betrapte ik me op het gevoel: wat had ik deze man graag gekend, ik zou er goud voor willen geven om eens aan zijn tafel aan te schuiven en mee te eten en te drinken. Arensman vertelt over iemand die ik nooit ontmoet heb, en weet zijn voorkomen zo precies te duiden dat ik hem helder voor me zie. Misschien wel door op tijd in te houden, door goed af te wisselen tussen een vertelling over Thomas Rap en een passage over iemand in zijn omgeving. Of over zijn woonplaats. Met precies de juiste tone of voice vertellen bijvoorbeeld zijn dochters Lotje en Niki Rap hoe hun vader thuis was. Altijd bezig met zijn werk, maar nooit aan het werk. Nooit druk, gestrest of gehaast. Wel altijd gezellig. En dan zijn er nog de verhalen over dorpsgenoten en Bekende Nederlanders die bij Rap over de vloer kwamen. Over Wim T. Schippers, bijvoorbeeld, die Lotje en Niki met een Ernie-stem naar bed brengt. De beelden worden haast tastbaar, je zou je ogen dicht kunnen doen en je de vrolijk drukke huiskamer van de familie Rap voor kunnen stellen.
Een enkele keer wordt het onderwerp wel erg intiem. Bijvoorbeeld als zijn dochters vertellen hoe Thomas Rap al heel jong zijn ouders was verloren en als wees door het leven moest, en wat voor effect dat had op zijn latere familieleven als vader. Arensmans vertelling is ook nu vooral mooi, en niet opdringerig. Hij houdt de juiste afstand tot de lezer, zodat die zich niet een ongewenste vreemdeling tussen de ten tonele gebrachte personen voelt, maar toch een lief en eerlijk beeld krijgt van deze man.
Net zo prachtig is het relaas van Youp van ’t Hek. Hij en Thomas Rap lijken soulmates, mannen die op dezelfde manier naar het leven kijken, van dezelfde dingen genieten en elkaar voor het leven vonden bij hun eerste ontmoeting. Youp was toen vijftien jaar oud en kwam brutaal, drie schriftjes onder zijn armen, het kantoortje van Thomas Rap binnenstormen. Rap schreef hem een uitgebreide brief vol tips en suggesties ter verbetering van zijn werk. Later, vanaf het midden van de jaren tachtig, zou Youp van ’t Hek zijn columns en theaterteksten uitgeven bij Thomas Rap. Hun beider levenswandel kent een sterk jongensboekenkarakter, hun samenwerking was de optelsom van twee van zulke verhalen.
Helaas zijn sommige van de verhalen toch te persoonlijk. De passages over Thomas Raps ziekte en overlijden komen wat te dichtbij. Van sommige mensen, ook mensen die je niet kent, zou je er liever niet aan willen denken dat ze niet meer onder ons zijn. Hoewel ik hem niet ken, is Thomas Rap daar, na het lezen van Thomas Rap, een vrijbuiter in boeken, zeker één van.
Dirk-Jan Arensman, Thomas Rap, een vrijbuiter in boeken, Uitgeverij Thomas Rap, ISBN 978 90 6005 4126 7 (€ 14,90)