Ann Petry (1908-1997) was een Amerikaanse schrijfster die meteen bij haar romandebuut De straat grote furore maakte. Er werden maar liefst meer dan een miljoen exemplaren van verkocht. Dat was des te meer bijzonder aangezien het boek in 1946 verscheen en het de eerste bestseller van een Afro-Amerikaanse auteur was.
Door Istvan Kops
Lutie Johnson, een sinds kort alleenstaande jonge zwarte moeder, heeft na haar echtscheiding een kleine armoedige woning betrokken aan 116th Street in Harlem. Ze probeert voor haar zoontje Bub een leven op te bouwen dat hem betere perspectieven biedt dan zij tot nu toe heeft gehad. Aanvankelijk is ze nog vol goede hoop en daarmee lijkt De straat een typisch verhaal over ‘The American Dream’. Lutie gaat ervanuit dat als je maar hard genoeg werkt, je vanzelf in een betere positie terechtkomt: ‘Ze was nu al zover gekomen, arm, zwart en uitgesloten alsof er een deur in haar gezicht was dichtgesmeten. Nou, ze zou hem met geweld opengooien. Ze zou bonzen, bonken en beuken en een beitel gebruiken om hem open te krijgen.’
Lutie komt er echter al snel achter hoe hopeloos haar pogingen zijn om vooruitgang te boeken in het leven. Ze is in een regelrechte armoedeval terechtgekomen. Van haar schamele loon kan ze amper de huur opbrengen, waardoor sparen voor een betere toekomst praktisch onmogelijk is. Ondertussen wordt ze lastiggevallen door een ongure huisbaas die helemaal geobsedeerd door haar raakt, en hij is niet het enige duistere type dat een speciale interesse voor haar heeft opgevat.
Petry vertelt niet alleen een spannend en aangrijpend verhaal, maar uit ondertussen ook stevige maatschappijkritiek. Dat een zwarte vrouw daar vanuit haar perspectief over schreef, was in die tijd iets nieuws. In deze protestroman beschrijft ze op een bijzonder beklemmende manier de kille realiteit van de armoede waaronder een groot deel van de zwarte bevolking van New York gebukt gaat. De straat waarin Lutie Johnson woont is het afvoerputje van de Amerikaanse samenleving. De enige plek om aan de uitzichtloosheid en de grimmigheid van het dagelijkse leven te ontsnappen is een barretje waar veel schimmige figuren op afkomen en waar veel alcohol wordt gedronken om de zorgen van alledag te vergeten.
De schrijfster spaart de lezer niet. Ze stopt veel van haar maatschappelijke boosheid in het boek. De straat gaat namelijk niet alleen over het persoonlijke verhaal van Lutie, maar ook over de levens van miljoenen mensen die de pech hebben gehad met een donkere huidskleur te zijn geboren en alleen daarom al structureel zijn achtergesteld in het leven. De Verenigde Staten worden altijd neergezet als de plek van de onbegrensde mogelijkheden. De plek waar je alles kunt bereiken ongeacht je herkomst, als je er maar genoeg je best voor doet. Petry maakt korte metten met dat verkeerde beeld.
Als een zwarte zwerver wordt neergestoken, omdat die een bakker zou hebben neergeschoten, schrijft ze: ‘Ze staarde lange tijd naar de krant in haar hand en probeerde te begrijpen hoe de magere, haveloze jongeman in de ogen van een verslaggever een “potige neger” was geworden. Ze concludeerde dat je kijk op dit soort zaken geheel afhing van je uitgangspositie. Bekeek je ze vanuit het kader van een royaal weekloon en geloofde je dat zwarte mensen van nature crimineel waren, dan zag je geen enkele zwarte zoals hij werkelijk was. Dat kon je ook niet, want je zag de zwarte nooit als een individu. Hij was een bedreiging, of een dier, of een plaag, of een vloek, of een grap.’
Bij lezing van het boek kom je erachter hoe weinig sinds de verschijning ervan voor mensen met een zwarte huidskleur is veranderd. De straat is daardoor niet alleen een spannend en aangrijpend verhaal, maar ook een universeel verhaal. Dit boek verdient het zeker nu met de maatschappelijke oproer rondom Black Lives Matter gelezen te worden.
Boekgegevens
Ann Petry, De straat, vertaling: Lisette Graswinckel, Uitgeverij Atlas Contact, 415 pagina’s (€ 24,99)