Verbanden leggen, verwarring stichten

Jules Deelders nieuwe dichtbundel, Rotterdamse Kost, wordt deze week uitgebracht als geschenk voor de Poëzieweek (26 jan – 1 feb). In het kader van deze nieuwe gedichten over de havenstad en haar eetgewoontes tref ik de nachtburgemeester van Rotterdam in zijn stamcafé. Als ik Deelder tijdens het handen schudden beken dat ik nerveus ben hem te ontmoeten, stelt hij me gerust: ‘Mij interviewen is niet moeilijk. Je gooit bij mij een kwartje erin en ik lul het hele kladbord vol.’

Hoe kwam u op het idee om over eten te schrijven?
‘Het thema van de Poëzieweek was humor, de absurditeit van de dingen. Moet je luisteren, de helft van de wereld ligt in de geeuwhonger en hier heb je dat gezeik over eten de hele tijd. Daarom staat er: “Krijgie dáár de / schijterij van – / ál dat gekook / voor die tv! / Straks is ieder- / een hier chef / waar niemand / van de honger / nog ontlasting / heeft.” Dat zit niet alleen als gedicht goed in elkaar – schijterij, ontlasting –, het klopt ook helemaal.’

Hoe zou u uw eigen gevoel van humor omschrijven?
‘Het gaat erom dat je dingen die door iedereen worden geaccepteerd, in een ander daglicht kan zien. Dan blijkt de absurditeit ervan, waar de meesten aan voorbijgaan. Het totaal zinloze tegenover het zinvolle. Er zijn zoveel waarheden die allemaal kloppen en mensen vinden hun eigen waarheid beter dan die van een ander. Maar wat is nou waar voor iedereen? Daar moet je over praten: niet de verschillen maar de overeenkomsten.’

U snijdt grote, filosofische thema’s aan. Dat doet u niet zo gauw in uw poëzie.
‘Het zit er wel in, maar ik richt me niet in verheven woorden op het verhevene. Je moet het in verbinding brengen met het laag-bij-de-grondse. Als je gedichten gaat schrijven met poëtische woorden, dan zegt iedereen: “Ja, dáág.” Het perfecte moet nooit bereikt worden – God bewaar me als het ooit gebeurt, dat is strontvervelend. Schoonheid schuilt juist in het imperfecte, in het tragische element.’

Maar u schaaft toch veel aan uw poëzie?
‘Natuurlijk, man! Dat is het juist, het uiteindelijke resultaat moet een terloopsheid hebben – langs je neus weg.’

Hoe lang heeft u gewerkt aan Rotterdamse Kost?
‘Het zijn tien gedichten die ik moest schrijven, maar hoe zet je die in een boekie? Met het vaststellen van de juiste volgorde kun je nog langer bezig zijn dan met het schrijven zelf. Ik wil bij wijze van spreken dat de inhoudsopgave, met alle titels onder elkaar, op zichzelf al een soort gedicht is, ook al is dat misschien maniakaal. En als je twaalf gedichten hebt, moet je kiezen welke je weg doet. Soms gaat dat met bloedend hart.
Ik heb er een jaartje over gedaan voordat ik zei: “Pats, dit is de definitieve.”’

U gaat op 27 januari jureren bij het NK Poetry Slam. Wat zoekt u in een jonge dichter?
‘Ik ga er naartoe om het te horen. Wat je op het podium doet, moet in ieder geval geen tegenspraak dulden.’

Wat bedoelt u met tegenspraak dulden?
‘Je kunt op een gegeven moment bezig zijn met een referaat op het podium, maar het is net zoals een verhaal dat je leest: dat heeft een eigen logica. Het moet zo geschreven zijn dat de cadans je dwingt om het uit te lezen. Dat moet op het podium ook zo zijn. Het mooiste is om met de mensen te praten alsof je bij hen thuis bij de schoorsteen zit, terwijl het een hele zaal vol is.’

Gaat het nog weleens fout bij u, het optreden?
‘Wat kan er misgaan? Als je de aandacht vraagt, dan moet je die vasthouden en dat kan ook door vrij te associëren. Uiteindelijk heeft alles met alles te maken. Wij zien dingen vaak in causaal verband, maar er zijn veel meer verbanden. Er moet af en toe verwarring gesticht worden door deze of gene, anders slaapt de gemeente in.’

Wanneer heeft u voor het laatst heel hard gelachen?
‘Dat was bij een theatervoorstelling. Na een scènewisseling stonden plotseling alle personages met een waanzinnig masker op een liedje te zingen. Het was zo onverwacht, ik lag echt in een deuk. Het is bevrijdend, zo’n schaterlach. Je moet voor dat soort momenten altijd open blijven staan. Je moet altijd een kind blijven. Zonder humor heb je het zwaar in deze wereld – een zekere inwendige glimlach is op z’n plaats.’

Lacht u ook om uzelf?
‘Ja, hallo! Lachen om een ander is heel makkelijk, maar humor betekent dat je het belachelijke van jezelf inziet. Aan de ene kant vind ik het belangrijk wat ik doe, aan de andere kant doet het er totáál niet toe in het enorme geheel. Je moet dat tegelijkertijd kunnen zien.’

Beeld: © AMC Fok

Boekgegevens

Jules Deelder, Rotterdamse kost, Uitgave van het CPNB (gratis bij besteding van € 12,50 aan poëzie) 

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven