Als mensen negentig, vijfennegentig jaar worden, kun je niet zeggen dat je op je zestigste al oud bent, vindt Sipsma. En dat je dan maar moet stoppen met werken en als een gek genieten van je oude dag. ‘Die hele levensindeling: leren als je jong bent, werken als je volwassen bent, en in het rusthuis als je oud bent, is volkomen achterhaald en moet van de baan,’ zegt Sipsma. Volgens hem heb je altijd de mogelijkheid te leren. Werken, rusten en spelen moeten veel meer door heel je leven verweven zijn. Sipsma bedacht de term ‘novogeront’, de nieuwe oudere. Om aan te geven dat we in een nieuwe fase van de evolutie zitten, met meer oude mensen dan ooit. Een nieuw type ouderen, dat wel. In de huidige maatschappij hoeven ouderen helemaal geen last meer te zijn. Ze verrijken juist de samenleving en vormen een belangrijke steunpilaar. Over een paar decennia kunnen mensen, dankzij de wetenschap, tot op hun oude dag genieten van een leven zonder de kwaaltjes die bij het ouder worden horen. Ouderdom is tot op grote hoogte maakbaar. ‘Bij muizen is al aangetoond dat je stamcellen kunt laten uitgroeien en daarmee beschadigd hartweefsel kunt herstellen. Als dat straks ook bij mensen kan, waarom zou dat niet gebeuren?’ In de visie van Sipsma is de vergrijzing, of in zijn woorden ‘de verzilvering’, geen doem maar een zegen.
Dick Sipsma, Van oude mensen, de dingen die komen gaan, Uitgeverij Cossee, ISBN 978 90 5936 188 1 (€ 9,90)