Elsschot schreef het gedicht in 1951. Hij droeg het gedicht op aan een oude vriend, die na de Tweede Wereldoorlog van collaboratie met de Duitsers verdacht werd.
Volgens Vic van de Reijt, die een biografie over Willem Elsschot schreef, betreft het een gelegenheidsversje ‘zonder veel literaire waarde’.
Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons de Ridder, schreef veel gelegenheidsgedichten, niet in de laatste plaats voor reclame-doeleinden. In het dagelijks leven had De Ridder een reclamebureau. Die wereld dook geregeld op in zijn literaire werk, dat hij desondanks strikt wilde scheiden van zijn dagelijkse baan.
Bron: Nu.nl.