Boekfragment: Vroeger waren we onsterfelijk

Filosoof en arts Bert Keizer vertelt in dit boek over zijn leven en werk. Hij is met pensioen als verpleeghuisarts en nu werkzaam bij de Levenseindekliniek.

In november 2015 ben ik met pensioen gegaan, dat wil zeggen: uit loondienst vertrokken. Daar is heel wat aan voorafgegaan. Collega’s hebben me maandenlang gemarteld met door hen opgedroomde pensioenvisioenen.
Ze maanden mij weg te blijven bij Het Pensioengat, een metafysische put op de bodem waarvan de Dood gretig inhalerend een sigaretje zit te roken (Hij wel). Wie daarin valt is reddeloos verloren en gaat op zoek naar een hobby, vrijwilligerswerk, een moestuin of het eindelijk eens heel aandachtig lezen van Spinoza. Hoezeer deze planeet niet deugt, moge blijken uit het feit dat de vele uitzwaaiers met mij zouden willen ruilen, terwijl ik… u begrijpt het.
Collega Mieke vroeg: ‘Waarom ben jij eigenlijk zo bang voor pensioen? Wil je niet graag leuke dingen gaan doen? De ongekende schoonheid van je eigen land ontdekken? Zutphen bijvoorbeeld, waar jij niet naartoe te knuppelen bent, weet je wel dat dat een heel mooi stadje is?’
Ik smeekte haar op te houden, maar ze had nog meer pensioenlol in voorraad. Ze vertelde over een ex-collega die na zijn pensioen Latijn was gaan leren en daar zo bedreven in was geworden dat hij een verhaal van Mulisch in die taal had kunnen overzetten.
‘Je liegt, hoop ik.’
Maar nee hoor, ze liet me een artikel over die ex-collega zien in Medisch Contact.
‘Waarom zou iemand zoiets doen?’ vroeg ik me af.
Pensioen, daarom.
‘Misschien gaat hij dat verhaal ergens voorlezen, bijvoorbeeld in Zutphen’, suggereerde Mieke.
‘Ja, of na de dood, in de Hemel, waar veel Latijn gesproken wordt natuurlijk.’
‘Nou vergeet je dat Mulisch Zelf daar allang rondloopt.’
Maar waarom was ik ook alweer zo bang voor pensioen? Voordat je met pensioen gaat, zit er nog een hele wereld tussen jou en de dood, namelijk je werk. Dat werk mag dan verworden zijn tot iets wat je niet wilt doen vanwege de manische computergestuurde robotiserende controlezucht van software-verslaafde zorgverzekeraars, toch hield datzelfde werk je al die jaren mooi weg bij al te lang zeuren over het menselijk tekort, want op het werk zaten mensen op me te wachten.
Philip Larkin lachte om wat hij zag als een komische manoeuvre: een mens ontworstelt zich aan het gezin waar hij uit komt, om een stukje verderop zijn kop in precies weer zo’n strop te steken. Zo ook de verse pensioengenieter. Met zachte drang naar buiten geduwd om plichtloos te gaan rondrennen in een eindeloos grote speelwei, meldt hij zich na een minuut of vijf alweer bij een andere deur van het ‘drukdrukdruk-complex’, in de hoop weer naar binnen te mogen.
Collega Mieke nam de tijd om mij eens rustig te gaan roosteren boven de gloeiende as van mijn uitdovende carrière als verpleeghuisarts. ‘Pensioen, wat ga je dan doen? Die Levenseindekliniek hou je toch niet vol. Er zijn veel leukere dingen. Boek over je moeder schrijven, golfen, e-bike kopen en natuurlijk de Camino naar Santiago de Compostela! Jezelf weer helemaal hervinden, of kwijtraken natuurlijk. Kortom, je moet grondig gaan genieten, echt alleen maar Leuke Dingen doen.’
Ik was inmiddels de gang op gevlucht, waar ze me nog net wist na te roepen: ‘Je hebt nu altijd vakantie, tot je d’r dood bij neervalt!’

Opmaak 1

Boekgegevens

Bert Keizer, Vroeger waren we onsterfelijk: De troost van filosofie, literatuur en geneeskunde, Uitgeverij Lemniscaat, 296 pagina’s, ISBN 978 90 477 0800 1 (€ 19,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2016.

Berichten gemaakt 5313

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven