Iris Brunia over haar poëziedebuut Laten we mijn lichaam delen

‘Mijn vader snapt niets van poëzie. Hij leest mijn gedichten na en zegt dan dat hij het niet begrijpt, ‘maar het zal wel
goed zijn’. Maar bij een voordracht zei hij na afloop: ‘Ik begrijp het dan wel niet, maar ik herken het toch.’ Dat vind ik mooi.’

Binnen de poëzie ben je een relatief nieuwe verschijning. Waar kom je als dichteres vandaan?
‘Binnen alles wat ik gedaan heb, is schrijven het enige dat zich altijd doorontwikkelde. Ik kon mijn teksten aanpassen. Ik heb geacteerd, toneelteksten en proza geschreven. Poëzie schrijven kon ik het minst. Dat is de reden dat ik daarin
verder ben gegaan. Er viel voor mij het meest in te ontdekken.’

Ontdek je jezelf in poëzie? Mogelijkheden van expressie? Gevoelens?
‘Wat niet in taal te vatten is, kan via poëzie door klank, ritme, niet alledaagse associaties of beelden toch via de taal ingang vinden. Andere vormen van taal kunnen dit niet. Met poëzie deel je wat in wezen ondeelbaar is.’

Waar begon je literaire carrière?
‘Ik schreef al een tijdje maar liet niets aan de buitenwereld zien. Het eerste dat ik wel ergens instuurde, werd prompt gepubliceerd, in Tirade en in Hollands Maandblad. Van die redactie kreeg ik een beurs en ik kwam op Radio 6. Toen blokkeerde ik. Bang om door de mand te vallen.’

Was dat de remmende voorsprong?
‘Dat weet ik niet. Maar toen het schrijven weer lukte, heb ik in de luwte doorgeschreven. Dat vond ik veiliger en prettiger dan de aandacht.’

Wat is de kern van je poëzie? Waar ben je naar op zoek?
‘Dat is de volgende paradox: je bent alleen omdat je nooit echt in staat ben contact te maken met een ander. Maar contact bestaat juist bij de gratie van onderscheid. De pogingen om de ‘jij’ en de ‘ik’ op te heffen, lopen dan ook op niets uit. Niet samenvallen dus, zo lang mogelijk niet.’

Staat zo’n ingewikkelde gedachtegang voor wie je persoonlijk bent?
‘Soms heb ik dat gevoel dat je hebt wanneer je ziek bent: kun jij voor een dagje ‘mij’ zijn, mijn ziek zijn overnemen? Dat heb ik ook weleens met mijn gedachten: kun jij niet voor een dagje mijn hoofd overnemen, mijn gedachten dragen?
Soms zou ik een soort co-ouderschap willen voor mezelf.’

Heb je moeite met jezelf?
‘Nee. Maar ik kan zo in mijn eigen wereld zitten dat ik vergeet dat ik ergens lijfelijk aanwezig ben. Laatst zat ik in een café en had het warm, dus begon ik mijn shirt uit
te trekken. Gelukkig kwam ik er bijtijds achter dat ik toch echt niet thuis zat. Ik vergat mijn lijfelijkheid op dat moment.’

Wil je er niet lijfelijk zijn?
‘Persoonlijk, lijfelijk aanwezig zijn, dat vind ik moeilijk. Ik heb er heel lang over getwijfeld of ik wel een foto op de cover van de bundel wilde. Als ik iets lees, laat ik me altijd afleiden door zo’n foto. Als ik voor mijn gedichten moet optreden, lukt dat nog wel. Maar als het dan om mijn
persoon gaat… dat is lastig.’

Vind je het lastig om in je poëzie toch aanwezig te zijn?
‘Mijn gedichten zijn geen persoonlijke statements. Ik schrijf al lang niet meer van me af. Het is associatief geschreven poëzie. Niet de meest economische stijl, maar alle woorden die er staan, zijn noodzakelijk. Ik wil iets delen, maar dat hoeft niets persoonlijks te zijn. Mensen hoeven niet te weten wat ik met die gedichten heb gewild.’

Iris Brunia, Laten we mijn lichaam delen, Uitgeverij De
Harmonie, ISBN 978 90 761 6856 2 (€ 15,90)

Dit artikel is eerder verschenen in de Boekenkrant editie van maart 2013.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven