Interview Frits Spits: Muziek die geen grenzen kent

Ineens is daar het onstuimige Manhattan en de swingende muziek uit Latijns-Amerika. Opzwepende trompetten, strijkers en slagwerk, gevolgd door een luidkeels ‘Mambo’! Frits Spits schreef met Mijn West Side Story een wervelend eerbetoon aan misschien wel de beste musical ooit. En aan de man die het allemaal bedacht: Leonard Bernstein.

Door Hugo Jager

‘Als er muziek klinkt ga ik ernaar luisteren en raak ik afgeleid.’ In het restaurant op de heide bij Blaricum waar we hebben afgesproken klinkt een dominant nummer. Ik heb Frits gevraagd hoe we de Boekenkrant-lezers enthousiast kunnen maken voor de West Side Story. Hij heeft zijn iPhone paraat, maar houdt het nu maar bij het noemen van wat titels. ‘Maria en Amerika zijn natuurlijk heel bekend, maar ook Tonight en A Boy Like That zijn geweldig. Ach weet je, ik vind die hele musical prachtig.’ De kracht zit er volgens Spits vooral in dat de muziek de uitersten van genres opzoekt. ‘De musical is muzikaal gezien zo gevarieerd. Het is pop, jazz en klassiek, eigenlijk alle vormen die je kunt bedenken. Het is, zoals ik het in het boek beschrijf: de Bernsteindelta. Muziek die geen grenzen kent. Ik vind het echt een meesterwerk.’

(c) Stijn Ghijsen

Noem het valse bescheidenheid, maar Bernstein was het zelf daarmee oneens. ‘Hij had als droom een grote Amerikaanse opera te schrijven. En je kunt alles zeggen, maar dat is hem niet gelukt. Het is in mijn optiek veel meer dan dat.’ Spits doelt daarmee ook op het verhaal. ‘Alles was anders met dit stuk: het is een musical die niet goed afloopt. Dat was een nieuwe weg en op die manier nog niet eerder gedaan.’ Het verhaal is gebaseerd op Shakespeare’s Romeo and Julia. ‘De belangrijkste moraal in het verhaal is dat de liefde uiteindelijk sterker is dan wat dan ook. Ik denk dat daar het geheim van de West Side Story in schuilt. Uiteindelijk zal de liefde overwinnen. Liefde is het enige dat er echt toe doet.’

Verzoening met de dood
Spits was vijftien toen hij samen met zijn toekomstige vrouw Greetje naar de film West Side Story ging. ‘Het was de eerste film die we samen zagen. En we waren er allebei erg vol van.’ In 2018 stierf Greetje en daar heeft de auteur het nog elke dag moeilijk mee. ‘Ik heb het gevoel dat ik een muur over moet en af en toe wordt teruggeworpen door het verdriet en door het gemis. Je moet voor de mensen waarvan je houdt doorgaan. En dat is een enorme, niet te onderschatten strijd.’ Spits ergert zich aan de manier waarop we met de dood omgaan. ‘We hebben de traditie om de dood weg te stoppen. We hebben het er niet over. We leven nu, hoor je vaak. Maar het hoort toch echt bij het leven. Ik heb het zo ervaren in gesprekken die ik met mensen had. Het noemen van de naam van Greetje werd angstvallig vermeden. Terwijl ik niets liever wilde dan erover praten.’

Voor het boek hertaalde Spits de liedteksten van de West Side Story, waarin hij zijn alter ego Ferdy ten tonele laat verschijnen. Hoewel zijn vrouw Margreetje dood is, mag zij onder strenge voorwaarden terugkomen in het land der levenden. Als een verzoening tussen leven en dood. ‘Door die teksten te schrijven heb ik iets gemaakt waardoor ik mijn vrouw in mijn hart kan meedragen. Eigenlijk had ik helemaal niet het idee om dit boek te schrijven, maar het is gewoon op me af gekomen. Ik ben een radiomaker en geen schrijver. Het schrijven was voor mij een manier om grip op de situatie te krijgen.’

Dienstbaar aan muziek
Tussen de hertaalde teksten gaat Spits de dialoog met Bernstein aan. ‘Het is echt een bijzondere man en groot kunstenaar. Vooral de manier waarop hij dirigeerde. Vaak vol overgave of juist met minieme gebaren.’ Spits is door Bernstein meer naar Mahler gaan luisteren. ‘Hij heeft me verleid voor muziek die ik toch wel heel mooi bleek te vinden.’ Muziek stond bij Bernstein altijd voorop. ‘Of het nu Beethoven of Mahler was, hij heeft altijd gezegd: ik ben dienstbaar aan die muziek. En dat herken ik, want als ik platen draai ben ik dat ook. Het gaat helemaal niet om mij, het gaat om de muziek.’ De auteur laat een lange stilte vallen. ‘Het is volkomen belachelijk natuurlijk dat ik mijn eigen leven vergelijk met dat van een wereldberoemde componist. Iedereen kent die naam. Ik ben maar een eenvoudige programmamaker uit Nederland en zit daar echt tegenover één van de belangrijkste dirigenten ter wereld, hè? Achteraf dacht ik: je durft wel!’

Verder luisteren
De muziek van Leonard Bernstein kent veel critici. Zeker ook in de literatuur. Eén van de bekendste is Harry Mulisch, die het in zijn Logboek (dagboek tussen 1991 en 92) ‘namaakmuziek’ noemt. Om zijn ongelijk aan te tonen kun je beginnen met Candide (1956). Vanaf de ouverture zit je gelijk op het puntje van je stoel. Wat volgt is een waar spektakelstuk, geschreven naar de gelijknamige satire van Voltaire. Minstens zo goed is Wonderful Town (1953). Een waanzinnig eerbetoon aan New York. Simon Rattle dirigeert in Londen met operaster Danielle de Niese een bijzonder pakkende uitvoering. Klassieker van opzet zijn de symfonieën. Zijn Joodse wortels hoor je duidelijk terug in zijn eerste (Jeremiah, 1943). De tweede (The Age of Anxiety, 1949) schreef hij naar een gedicht van W.H. Auden. Pianovirtuoos Krystian Zimerman maakte er enkele jaren terug een geweldige opname van. Of wat dacht je van de serenade voor viool (naar Plato’s Symposium, 1954)? Dat is ook ongelooflijk goede en typisch Amerikaanse muziek. Violiste Hilary Hahn sleept je in haar opname vanaf de eerste noten mee door deze sprankelende compositie.

Frits Spits, Mijn West Side Story, Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 208 pagina’s (€ 22,99)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2021.  
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 5309

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven