Met name de eigenschap “eigenbelang” is een rode draad door de verzameling aforistische stellingen. Wat een mens ook doet, alles is gebaseerd op eigenbelang; óók altruïsme, verdriet om anderen, zorg voor anderen. Mensen worden gedreven door jaloezie, ijdelheid, luiheid en liefde: krachten die machtiger zijn, en die uitsluitend worden aangewend voor zichzelf: “Verknochtheid aan onze geliefde komt eerder voort uit eigenliefde dan uit liefde.” Enzovoort. Ons leven draait enkel om onszelf, onze gevoelens voor andere mensen zijn gevoelens waarmee we onszelf strelen.
Rochefoucauld is genadeloos: hij zet een scherp mes in de psyche van de mens en beschrijft het menselijk gedrag nauwgezet en concreet. Eén van zijn Maximen maakt duidelijk hoe confronterend en ongemakkelijk zijn eigen werk is: “We willen andere mensen graag doorzien, maar zelf niet graag doorzien worden.” Rochefoucauld oordeelt overigens niet; hij noemt ‘eigenbelang’ bijvoorbeeld nergens expliciet een slechte eigenschap. Het maakt zijn pointe wat onduidelijk. Ook in zijn formuleringen is hij geregeld raadselachtig. Dat maakt de verwerking van de analyse wèl interessanter: “Onze achterdocht rechtvaardigt dat we door anderen worden bedrogen.” Wordt een mens niet juist achterdochtig van bedrog? Volgens Rochefoucauld is het dus andersom: we zijn altijd al achterdochtig, bedrog laait het vuur alleen op.
Daarnaast gebruikt hij dubbele ontkenningen om de boodschap soms juist milder te formuleren: “De mensen zouden niet lang kunnen samenleven, als ze elkaar niet voor de gek hielden.” Bedoeld wordt: mensen houden elkaar voor de gek om het langer met elkaar uit te houden. De indirecte formulering is wellicht bedoeld om ook de lezer een keer te ontzien.
Maximen is niet bedoeld om mensen beter te leren leven, maar om ze op hun karaktereigenschappen en hun tekortkomingen te wijzen. Rochefoucauld doet dit op analytische, bijna wiskundige manier: vanuit een aantal onderbouwde basisstellingen, die hij illustreert met voorbeelden, beredeneert hij vanuit logica andere stellingen, soms bijna zo rechtlijnig als optelsommen. Het lijkt een abstract trucje: als mensen díe eigenschap hebben, moeten ze zich logischerwijs zó gedragen. De voorbeelden die Rochefoucauld aanhaalt, bewijzen het gelijk van zijn stellingen echter glansrijk. Onze geest werkt blijkbaar veel rechtlijniger dan we zouden willen. Na 639 messcherpe stellingen blijft de mens als een uiteengereten kadaver achter. Is er nog iets aan ons wat wél deugt?
François de la Rochefoucauld, Maximen, Historische Uitgeverij, ISBN 978 90 6554 143 7 (€ 25,00)