Op weg naar Nebraska, een vergeten staat, waar niets gebeurt en waarvan niemand ooit denkt: daar moeten we wezen. Behalve ik. Ik kan niet wachten. De achterdeur van Iowa heet Council Bluffs. Het ligt daar waar Interstate 80 de 29 kruist. Ooit was de stad een belangrijk knooppunt van spoorlijnen – mannen met gezichten vol stof en smeerolie dromden samen in de nacht en sprongen op wagons, richting Oregon of Santa Fe. Een hard maar vrij leven – althans, tot je weer ergens je lot verkocht aan een herenboer of aan een fabriek, voor een biertje en wat sigaretten. (En dan denk ik aan Days of Heaven, een film in de goudgele kleuren van Bourbon-reclames.) Die wereld bestond slechts enkele decennia, zoals ook het Wilde Westen maar even bestond. Toen Kerouac in Council Bluffs aankwam was het al gelijkgeschakeld: ‘cute suburban cottages of one damn kind and another, all laid out in the dismal gray dawn.’ Schimmel in een petrischaal. We steken de Missouri over en besluiten boven Omaha langs te gaan. Kerouac zag er zijn eerste cowboy, nabij de vleesgroothandels; een beatkarakter dat toevallig in de verkeerde kledingwinkel was beland. Maar na Des Moines hebben wij het wel gehad met de steden van het Midwesten Het is allemaal hetzelfde: een handje wolkenkrabbers met eromheen een zee van overwegend houten huisjes – we sliepen er en deden de was in een wasserette met overstromende wasmachines en een oude flipperkast. Avontuur is te vinden in de marge. Waar Kerouac er nog vanzelf tegenop liep, moeten wij het bewust opzoeken. Zijn route is te rimpelloos geworden. Het échte westen moet beginnen voorbij de Missouri, de Rubicon. We komen door Blair, door North Bend en door Schuyler: stadjes die je al vergeten bent voor je de volgende bereikt. Met een liniaal zijn de wegen door het land getrokken, naar de horizon en er voorbij. Een spoorlijn glimt in het weemoedige grijs en oranje van de namiddag, uit de iPod klinken akoestische luisterliedjes van The Kings of Convenience. Het zijn beladen nummers; ze doen degene van wie ik hou denken aan iemand van wie zíj hield, waardoor ik denk: nooit zal ze van mij houden zoals van hém. We passeren kilometers lange vrachttreinen die op wandeltempo naar Silver Creek rijden – witte, rechthoekige laadstations zijn er willekeurig in het land neergeplempt. A friend is not a means you utilize to get somewhere, aldus de Scandinaviërs. Een staccato pianootje erbij, een gitaar en een viool. Ik ben mijn gevoel voor tijd en ruimte kwijt. Is het donderdag of vrijdag? Zijn we het afgelopen uur een meter verder gekomen? Of we nu voor- of achteruit zouden rijden, we zouden in geen geval opschieten. Goddank, want van mij mag het nog een tijd zo doorgaan. Weg van wie ik was, ben, of bezig was te worden; ontsnapt aan rekeningen, deadlines en relaties die moeten worden onderhouden. Er is geen leven na de dood, dat weet ik zeker, maar dichter bij een na-bestaan kun je niet komen. Bij er zijn en er niet zijn. Door op te lossen in The Great Wide Open.
Auke Hulst & Raoul Deleo, De Eenzame Snelweg, Meulenhoff, ISBN 9789029080446 (€ 17,90)