…… (Hij was) een jong mens, die vroeger verzen had geschreven en nu aan couranten in Indië geregeld causerieën zond – over reizen, over boeken, over alles – en er genoeg geld mee verdiende om de wereld niet te laten zeggen, dat hij niets deed.
Uit: Metamorfose, van Louis Couperus
Ik herinner me een onsamenhangende mail die ik kreeg van iemand die zich Fritsz noemde. Hij wond zich daarin op over het feit dat recensenten niets van zijn werk begrepen. Ze probeerden hem te reduceren tot dichter, schreef hij me, terwijl hij zoveel méér was. Ik denk dat hij gelijk had. Hij wás heel veel meer. Hij schilderde, schreef romans, had een eigen band en publiceerde literaire kritieken, naast andere artikelen en essays. Tijdens de presentatie van zijn meest recente bundel was er een overzichtsexpositie van zijn schilderijen ingericht. De gasten in de boekhandel kwamen overduidelijk uit verschillende sociale netwerken. Er waren schrijvers, kunstenaars, intellectuelen en ik trof er een paar dichters. Er was ook een groepje halve of hele criminelen waar Fritsz zich om de een of andere reden graag mee omringde. Voelde ik me in zijn gezelschap al nooit erg thuis, bij deze bijeenkomst was ik helemaal niet op mijn gemak. Een beroemde psychiater begon een praatje met me en even later kwam er een televisieproducent bij ons staan, die me graag wilde spreken over een idee voor een boek. Even rust kreeg ik toen onze hoofdredacteur, Peter Nijssen, een toespraak hield, waarbij hij een overtuigende verbinding maakte tussen de poëzie van Fritsz en zijn proza, maar ook tussen zijn beeldende kunst en zijn muzikale prestaties. Ik was een overtuigd bewonderaar van zijn poëzie, maar zijn doeken vond ik ronduit lelijk. Des te pijnlijker was het dat ik er een cadeau kreeg. Het werk is zeker drie of viermaal met de uitgeverij van adres naar adres meeverhuisd, maar is uiteindelijk stilletjes uit mijn leven verdwenen.
Waar kwam de enorme prestatiedwang van Fritsz toch vandaan? Wilde hij met al zijn werk vooral genoeg geld verdienen om de wereld niet te laten zeggen dat hij niets deed? Misschien. Voor mij was één ding duidelijk: Hij miste het talent om te kiezen. Hij worstelde altijd met de spanning tussen gezien worden (publiceren, interviews geven, meningen verkondigen) en ongezien aan het werk zijn. Ik opperde eens dat hij minimaal drie jaar aan een project zou werken, want ik was er zeker van dat hij daarmee iets zou maken van de hoogste kwaliteit. ‘Ik zou het wel willen, maar het zal niet gebeuren,’ zei Fritsz. ‘Ik ben daar te ongedurig voor. Bovendien: wie koopt het eten, als ik drie jaar lang niets publiceer?’