Parijs, veertig jaar geleden. Drie vrienden. Twee liefdes. Een moord.
Je herinneringen zijn onbetrouwbaar. Andermans herinneringen ook. Dus hoe weet je wat er die nacht gebeurd is?
Terminal 1 van de Parijse luchthaven Charles de Gaulle. Het was er futuristisch, overvol en rumoerig, en toen de jongeman de kolossale entreehal binnenkwam, voelde hij een bijna onweerstaanbare drang om rechtsomkeert te maken en ervandoor te gaan.
De avond ervoor had hij zijn ticket gekocht, bij een bureau in de buurt van de Rue de Rome. Zijn vlucht ging pas over vier uur, dus hij zou heel wat tijd moeten doorbrengen in deze ruimte waar de lucht met de minuut dunner werd. Hij vond een vrij tafeltje in een koffietentje aan het eind van de promenade, bestelde een dubbele espresso en zette zijn tas onder zijn stoel. Hij was vastbesloten geweest om niet te veel na te denken over wat er twee nachten geleden was gebeurd, in elk geval niet totdat hij terug was in de VS. Het was mogelijk dat haar ouders al alarm hadden geslagen, en dat de autoriteiten al op de uitkijk stonden. In dat geval zou hij een van de voornaamste verdachten zijn, en zou de politie er alles aan doen om te verhinderen dat hij het land verliet. Hij moest het land uit zien te komen, veilig thuis zien te komen – wat klonk dat woord heerlijk, dacht hij bij zichzelf: thuis – en kijken hoe goed het plan dat hij in werking had gezet zou uitpakken. Het ging niet alleen om het juridische probleem. De gedachte dat hij haar nooit meer zou zien was onverdraaglijk.
Hij nam net een slok van zijn koffie toen een lange, bezwete man vroeg of hij aan het tafeltje mocht gaan zitten. Hij schrok en morste bijna, maar knikte om aan te geven dat de andere stoel vrij was.
‘Dit is de eerste keer dat ik op deze nieuwe luchthaven ben,’ bekende de man. ‘Ik vind dat ze goed werk hebben geleverd, u niet?’
Hij sprak Frans met een vreemd accent, waarbij hij de r rollend uitsprak en medeklinkers inslikte. De jongeman mompelde iets instemmends. Hij veegde zijn mond af met een servet, en realiseerde zich meteen dat dat afvegen van zijn mond de afgelopen dagen een soort dwangmatige handeling was geworden, alsof hij probeerde de vlekken te verwijderen van het…
‘Bloed,’ zei de man.
‘Wat?’ flapte hij eruit en hij staarde hem aan. ‘Volgens mij zit er een bloedvlekje op uw jasje,’ legde de man uit. ‘Ik heb verstand van dat soort dingen. Ik ben arts.’
De jongeman probeerde de plek te vinden waar de man het over had, maar dat lukte niet; het was ergens bij zijn schouder, en hij zou zijn jasje uit moeten trekken om het te kunnen zien. ‘Misschien heb ik me gesneden bij het scheren,’ zei hij. Plotseling voelde hij zijn keel droog worden en het zweet langs zijn rug lopen.
‘Vreemd. Ik zie nergens een snee op uw gezicht. Bent u Engelsman?’
‘Nee, Amerikaan. Ik moest maar eens gaan. Het was aangenaam kennis met u te maken, het beste.’ De man keek hem verbaasd aan en mompelde iets terug, maar hij was al opgestaan en weggeglipt tussen de groepen mensen die naar de winkeletalages keken.
Aan het andere eind van de promenade waren een paar toiletten, en hij ging een hokje binnen en deed de deur op slot.
Hij haalde zijn paspoort uit zijn zak, sloeg het open en keek naar de foto, terwijl hij probeerde zich zijn eigen gezicht voor de geest te halen. Het is oké, zei hij tegen zichzelf, alles is oké. Ik hoef het alleen maar nog een uur of twee uit zien te houden en dan maken dat ik hier wegkom. Niemand zal er ooit achter komen.
Boekgegevens
E.O. Chirovici, Nacht in Parijs, vertaling: vertaling: Sander Brink en Marike Groot, A.W. Bruna Uitgevers, 304 pagina’s (€ 19,99)
Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie 6 augustus 2018.