BOEKFRAGMENT – kind van de wegen deel I – van Linda Wormhoudt

Boekfragment 1

“Die vrouwen zijn bang voor je. Je weet het zelf niet, maar je hebt macht. Die onwetendheid maakt je kwetsbaar. Je moet het weten, gelin. Je moet het leren, want er is geen tijd om die macht zachtjes te laten groeien. Die vrouwen vermoorden je geest als je niet oppast. Waarom heeft Altan je niet gewaarschuwd? Domme jongen. Hij weet het wel, want we hebben het erover gehad!” Ik wil iets zeggen, om uitleg vragen, maar ze maakt een gebaar met haar hand en praat verder. “Wat denkt ie wel… neemt een kind mee uit het buitenland, gaat zelf de hort op en vertelt haar niets over de situatie hier!” Ze port met haar wijsvinger naar mijn hartstreek, dan naar mijn zonnevlecht. “Daar en daar woont je vrouwenmacht. Heeft je moeder je dat niet geleerd? En daar beneden natuurlijk, maar dat is nu niet van belang, alleen als je met mannen te maken hebt. Leg je hand op je hart. Ja, zo. Waar is je hart nu? Wat wil je hart? Waarvan is het vol? Je hart is als een kom. Ze is hol. Wat woont er daarbinnen?” Ik sluit mijn ogen. Wat woont er in mijn hart? Dat is niet zo moeilijk. “Altan woont daar.” Kaynana glimlacht. “Ins Allah.” Ze buigt voorover en streelt mijn haar, een halve seconde. Dan kijkt ze weer streng.
“Ik weet dat hij daar woont, maar voel eens verder. Dieper.”
Voor de tweede keer kijk ik naar de binnenkant van mijn hart. Ik zie het beeld van Altan en veel schakeringen rood. In het rood groeien okerkleurige bloemen. Ze rusten op de wanden en groeien naar boven. Sommige zijn open, andere dicht. Kaynana legt een van haar handen op mijn hartstreek en de andere op mijn rug, ter hoogte van mijn hart. “Zoek je vrouwenkracht…” zegt ze, terwijl ze druk uitoefent met haar beide handen. Buiten de druk van haar handen voel ik een andere druk. Want ik moet die kracht zien te vinden, maar ik weet niet waar ik moet kijken, hoe het eruit ziet, hoe ik het kan herkennen. En wat als ik het niet kan vinden?
Mijn ogen zoeken in het rood, speuren naar iets waarvan ik niet weet hoe het eruit ziet. En dan zie ik het. Dan herken ik het. Midden in het rood zit iets wits. Het is maar heel klein. Verontrustend klein.
“Heb je het gevonden?”, vraagt de vrouw naast mij.
“Ja, moeder, ik zie het.”
Ik begin een vermoeden te krijgen wat het is wat ik zie, maar ik snap het beeld niet. Voor mijn ogen groeit het een beetje groter. En hoewel ik het niet snap, weet ik dat dit beeld klopt, dat het een waarachtig beeld is, een symbool van kracht. “Groter…” fluister ik. En het wordt groter. Diep in mijn hart woont een leeuwin. Ze is wit, met ivoren manen.

Boekfragment 2

De cem is begonnen en ik kijk mijn ogen uit. Iedereen praat, lacht en loopt door de kring heen. Eigenlijk is het een grote chaos en denk dat er wel tweehonderd mensen zijn. Het geluid van de trommels is allesoverheersend en heel aanstekelijk. Hier en daar wiegen mensen mee op de trillingen van de trommels. Sommige mensen zitten op hun stoel met hun ogen dicht.
Altan en ik zitten op de tweede rij. Een oudere vrouw voor ons staat moeizaam op. Ze is gekleed in een wijde zwarte broek en een rood grofgebreid vest. Op haar hoofd heeft ze een hoofddoek met de karakteristieke muntjes. Ze loopt naar het kampvuur, blijft daar een ogenblik staan, haar ogen gesloten. Het is een zwaargebouwde vrouw, een herderin, met een getekend gezicht.
En dan verheft ze haar stem en langgerekte tonen vullen de cirkel. Als in slow motion beweegt ze haar armen op de klanken van de grote trommel. Ze cirkelt rond haar as met gestileerde bewegingen. Haar man komt van zijn stoel af en gaat naast haar staan. Zijn gezicht is naar de hemel gericht, maar zijn ogen zijn gesloten. Dan begint ook hij te zingen met een lage bromtoon. Zijn armen gaan omhoog en ook hij cirkelt nu, rond het vuur en rond zijn eigen as. Een andere vrouw op de eerste rij klopt het stof van haar gebloemde broek en volgt, en dan nog een, en nog een…
Oudere mannen en vrouwen dansen samen op het geluid van de trommels en de zurna’s, de Turkse fluiten. Ondanks hun leeftijd is de dans sierlijk, zijn de bewegingen soepel, brandt het levensvuur fel in deze mensen. Altan wiegt naast mij mee op de klanken van de muziek. “Dit is de echte oorspronkelijke dans van de derwisjen”, vertelt hij. “Ze dansen in cirkels rond hun eigen as, rond hun eigen hart, om zo in contact te komen met het hogere. Straks, wat verder in de dans, zijn ze bijna geen deel meer van deze wereld, maar stijgen ze door de spiraalbeweging op naar de Bron van Al. Eigenlijk is de dans een gebed, een overgave, het teruggaan naar waar men vandaan komt en ook weer ooit naar zal terugkeren.”

Kemal zit links van mij. Normaal gesproken is hij niet geïnteresseerd in de oude tradities, maar vanavond is hij toch met ons meegegaan. In Kemals ogen verschijnt nu een nieuw vuur, opgeroepen door de vlammen. Hij heeft er lang naar zitten staren, in gedachten verzonken. Hij trekt zijn jas uit, doet zijn haar goed en staat op. Hij heeft een vreemde blik in zijn ogen. Tot mijn verbazing loopt hij niet naar de kring waar de mensen de semah uitvoeren. Hij begint een nieuwe kring, in zijn eentje, heft zijn armen hoog en begint te dansen. Waar de dans van de ouderen statig is, is zijn dans heftiger, vuriger, ongecontroleerd haast. Meer jongeren staan op en voegen zich bij hem. Altan staat op en trekt mij mee, naar de kring van de ouderen. “Doe je ogen dicht en dans”, lacht hij uitnodigend. Dan pakt het geluid van de trommels hem en neemt hem over.

Boekfragment 3

We eten brood. Het is vers en knapperig aan de buitenkant, en zacht van binnen. We delen fruit. Appels, bessen. Onze handen nu kleverig van de sappen, onze monden rood van bessen. Het effect van de thee begint uit te werken. Ik vertelde Emine welke beelden ik heb gezien. Ze vertaalt het in het Koerdisch voor de anderen.
“Je hebt belangrijke beelden gezien. De wolven, de kracht van de groep. De Koerdische stamziel: de wolven uit alle richtingen, individueel sterk, samen sterk. En dan het zwarte schaap, aangevallen en gedood door de grote groep witte schapen. Niets is wat het lijkt.”
De oudere vrouw kijkt mij aan en mompelt iets in haar taal. Emine vertaalt terwijl de vrouw doorpraat.
“Deze vrouw, Keyza, is een uitlegster van dromen en visioenen. Ze vindt dat dit een wijze les voor je is, gegeven aan je door de Wolfziel. Je zult voor jezelf moeten bepalen of je een zwart of wit schaap bent, zegt ze. En dat in een groep horen zowel voor- als nadelen kan opleveren. Je kunt proberen wit te zijn, je aanpassen bij de massa. Maar die witte lieve schaapjes kunnen ook aanvallen. Want ze voelen je persoonlijkheid en je ware kleur. Waarom verberg je je wilde ziel? Met welk doel doe je dit? Die kun je nooit helemaal verbergen! Waarom verberg je je eigen kracht?” Als we teruglopen denk ik na over de beelden en de uitleg. Wat en wie ben ik? Ben ik een wolf, een schaap, een meeloper? Waar is mijn plaats in het geheel?

Terug in het dorp help ik de andere vrouwen met het opdienen van het eten. Ik zet thee, schenk het in, geef de tot de rand gevulde glaasjes aan Altan, de gastheer en wat mannelijke gasten. Er wordt goedkeurend geknikt en gebromd. Altan kijkt trots. Een oudere man geeft hem een compliment, Altan heeft een ‘goede vrouw’ uitgekozen. Ik doe net alsof ik het niet versta en loop terug om de salade te halen. Goede vrouw. Een schaap dat thee kan zetten. Iets in mij is wezenlijk veranderd. Ik ben geen schaap.
Ik ben een wolvin.

’s Nachts kan ik niet slapen. Ik woel naast de slapende Altan en ga dan het bed uit. Ik moet nadenken, mijn gedachten ordenen. Ik sla een grote doek om mij heen en loop zo zacht ik kan naar buiten. Iedereen slaapt en het is stil. De nacht is ijskoud. Ik zie mijn eigen adem.
De hemel is diepzwart en bezaaid met sterren. Zoveel vragen… Op de meeste weet ik het antwoord wel. Maar sommige vragen prikken in mijn hart en sommige antwoorden steken als bijen. Moet ik mijn leven hier leiden in passiviteit? Een wit schaap zijn om mensen tevreden te stellen? Ik besef dat mijn passieve kant langzaam maar zeker afschilfert, waardoor er iets anders aan het licht komt. Een andere kant van mij, die sliep en nu langzaam ontwaakt. Als ze echt wakker wordt en zich uitrekt, kunnen er problemen ontstaan. Want hoe zullen anderen reageren en hoe zal Altan reageren als de wolvin in mij haar poten uitstrekt?

‘kind van de wegen deel I’, Linda Wormhoudt, uitgeverij A3 boeken, ISBN 9789077408964, € 19,50
Nephilim –

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven