Cover jo

Boekfragment: Jo – Judith Herzberg

Het boek Jo bevat versleten en onzekere herinneringen aan Jo, de huishoudelijke hulp die een moederrol vervulde tijdens de jeugd van Judith Herzberg, geïllustreerd met foto’s en ander beeldmateriaal.

25 mei 2020 De allergrootste liefde van mijn hele leven, dat weet ik nu zo langzaamaan wel zeker, was de liefde voor Jo.

Eens in de zoveel weken ging ze een dag weg en dan was ik ontroostbaar, maar ook een dwingeland. Ik liet haar hand niet los tot we aan het eind van de straat waren. Daar zette ik het op een wanhopig huilen. Ten einde raad liep ze dan weer samen met mij terug naar huis, waardoor ze, denk ik nu, haar trein wel zal hebben gemist. Of mijn moeder dan thuis was, mij ernstig toesprak, uitlegde dat Jo ook eens een dag vrij verdiend had, dat weet ik niet meer. Hoezo ‘vrij’ heb ik misschien wel gedacht: ‘vrij van mij’? Wilde ze dat? Dat was geen prettige gedachte. Mijn moeder zal me wel van Jo hebben overgenomen en me daarbij verstandig opvoedkundig hebben toegesproken. Ik zal wel mee naar binnen hebben moeten gaan. Een leeg huis met een nare keuken waar geen Jo was.

Jo in de kamer; daar kan ik me niets meer bij voorstellen. Diende zij dan niet het eten op als wij, vijftallige familie, aan tafel zaten? Ik denk het wel. En ook vermoed ik dat ik toen al niets van zo’n situatie begreep. At Jo dan intussen alleen, in de keuken? En mocht ik daar niet bij zijn, voor ons beider plezier? Vandaar ook die spanning, die hap uit zo’n hooggeacht glas. Mijn ongemak met standsverschil. Ik nam een hap uit zo’n mooi teer glas zoals alleen in de grotemensenkamer op tafel stond, en waar ik in de keuken niet aan gewend was. Of ik de scherven en splinters wel helemaal uitgespuugd had, was blijkbaar de vraag want er volgde iets zorgelijks, op een bruin-leren onderzoekstafel met erg schelle lampen.
Een keuken zonder Jo, dat is al helemaal niet meer voor te stellen, achteraf.

26 mei 2020 Gisteren met Roelien en haar hond in het park. Ik een beetje moe, we zaten anderhalve meter uit elkaar op de bank. De hond, voor onze knieën, duidelijk ongeduldig.
Ik wist niet van hun dagelijkse routine: Leon kwam van zijn werk, op de fiets, en stapte bij ons af. De hond blafte juichend en sprong met zoveel vreugde tegen hem op dat ik besefte hoe geremd wij mensen zijn – zo’n vurig enthousiasme, zo’n opluchting leek het na een hele dag afwezigheid.

Waar was je
waar bleef je
daar ben je dan eindelijk weer.

De vreugde-uitingen namen veel tijd tot de hond kalm genoeg werd om rustig te gaan zitten. Doordat ik ’s ochtends in herinnering terug was geweest bij de pijn van een afscheid, zei ik iets over kleine kinderen en dieren die geen idee hebben van tijd, en dus ook niet van het voorbijgaan van al die eeuwen van het verlaten zijn. Ik ben zeker wel gerustgesteld met: ze komt terug – maar dat zei me toen als vierjarige nog niets en de vreugde die ik nu bij de hond zag, die uitzinnige sprongen, die omkering van het grote verdriet van het missen – ik zag het zo duidelijk, een mens zou nooit zo kunnen  overtuigen. Het weerzien met Jo na haar vrije dag, dat is gewist, maar het intense verdriet bij het afscheid leek me vergelijkbaar met deze hondige hevigheid.

Daarover na-piekerend vanochtend, wist ik opeens  weer dat Jo in Boxtel, tot mijn  berwondering, Zus werd genoemd. Maar Boxtel dat was voor mij jaren later pas, toen ik zes was, toen mocht ik mee. Toen pas begreep ik waar ze eigenlijk thuis was. Hoewel ze dat zelf waarschijnlijk niet zo voelde, gewend als ze was in de stad Amsterdam.

Op 27 juli 1942, toen een ‘ariër’ al niet meer bij joden mocht werken, schreef ze zich blijkbaar in op Apollolaan 35.

Dinsdag

Nooit mij geboden je te helpen
gehoorzaam te zijn, je te omhelzen
nooit mij verzocht je te beloven
beterschap, spijt te betonen
nooit moe geweest, of onbenaderbaar
of zelfs maar ‘een beetje bedroefd’
zoals moeders zo aardig doen.

Compleet en volledig alleen
in een leven dat toch met koffie
en thee steeds werd uitgedeeld.

Gevaarlijk? welnee, zei je, bombardementen
trotserend
ik zit net zo lief in de laatste coupé
als ze schieten, schieten ze toch op de
locomotief

o eigenlijkste moeder nu je gaat verhuizen
begint het oude schrijnen dat jou niet beangst
omdat je stap voor stap verzet
en niet verlangt naar welke vorm dan ook
van eeuwigheid – de priester lach je weg –
je werkelijkheid ligt in de winkels.

Maar je bent moe, ik hoor het aan het slepen
van je voeten, zie het aan je gezicht,
de muiltjes van je ogen uitgesleten.

Maar nu over het gedicht Dinsdag. Waarom die titel. Heb ik niet onthouden, het boekje waar dat in staat is uit 1968, de tekst van eerder, dus verser na de oorlog – wat ik er toen bij dacht, daar kan ik nu niet meer bij. Misschien was dinsdag wel de dag waarop Jo ons elke week bezocht toen we in De Biezen, in Barneveld, opgesloten waren.
Ja eigenlijk zal dat wel mijn associatie geweest zijn, toen die regels me invielen. Daar slaat dan ook dat deel van de tekst op dat begint met ‘Gevaarlijk?’.

Om van Amsterdam, waar Jo intussen een nieuwe betrekking had, naar Barneveld te komen, dat deed ze per trein. Elke week kwam ze naar het hek, was daar prikkeldraad?, dat weet ik niet meer. Wel weet ik dat ze door of over dat hek heen toch nog dingen wist door te geven. Aan mijn moeder? Er was iets over een broodje dat eruitzag als een zacht puntje, maar dat helemaal uitgehold was en gevuld met boter. Roomboter, dat was kostbaar. Blijkbaar hadden ze dat nog in de stad, waar Jo toen al die nieuwe betrekking had. Als ik er nu nog naar kon vragen, dan zou ze wel toegeven dat die boter was uit het rantsoen van ‘mevrouw’; mevrouw Wiardi Beckman, over wie later meer. Echt iets ontvreemden dat zou Jo nooit doen, maar als je wist dat er ergens honger was – of meer honger dan je zelf had – nou ja, en als degene wie het rantsoen eigenlijk toekwam zich nooit met de huishouding bemoeide – kortom, elke week kwam er, op een vaste dag, wel iets kostbaar-lekkers door dat hek en als er gevraagd werd of dat reizen per trein niet gevaarlijk was, dan weet ik nog dat wat ik in Dinsdag opgeschreven heb, haar woorden waren. Zoiets zou ik, achteraf, nooit hebben verzonnen.


Jo – Judith Herzberg
Uitgeverij De Harmonie
100 p. (€20,90)
ISBN 9789463361866
www.deharmonie.nl

Eerder verschenen in De Boekenkrant van juli 2024

Ook een Boekfragment delen? Neem dan contat op met Paul Revier.

Berichten gemaakt 5339

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven