Hotel Linda

Ik ben er bijna. Eén poortje verwijderd van de oneindigheid.
In het donkerblauw hangt, al een beetje zichtbaar, een donzen wolkenbed. Daarop kan ik rusten als ik moe ben van
mijn baantjes rond de aarde, mijn globe zonder standaard.
Er is nog één groep mensen van wie ik mij moet losmaken. Honderd of meer, medereizigers en bemanningsleden bij
elkaar opgeteld. Ik zou de nooduitgang kunnen nemen. Wie daarbij in de buurt gaat zitten, moet beloven om anderen te assisteren, indien nodig. Goed, help mij dan maar. Bedankt
voor de lift. Hier wil ik eruit. Zo dicht bij de sterren was ik niet eerder. Als jullie mij laten gaan, kan ik zelf nóg hoger komen. Hoger dan ik in mijn dromen ben gegaan.
Het wordt lichter. De man in de stoel bij het raam draait
zich naar mij om. Hij opent zijn mond, sluit hem met een
klap, schikt zijn kussen en schuift een plastic wandje voor
mijn uitzicht. Een vliegtuigje kruipt langs een stippellijn naar het woord ‘München’. Volgens de gegevens onder in het beeld wordt mijn oude lijf met een gemiddelde snelheid van
negenhonderd kilometer per uur door het luchtruim verplaatst en zal het toestel, dat gisteren om 19.10 uur vanuit Brazilië is opgestegen, vandaag om 10.50 uur in
Duitsland landen. Ik schuif mijn benen schuin het gangpad
in en trek het blauwe dekentje van de luchtvaartmaatschappij
iets hoger op. Bij het verzitten raakt mijn elleboog de afstandsbediening in de armleuning. Op het scherm verschijnen nu twee mensen, kinderen nog, die elkaar woedend
kussen. Ik probeer alle knopjes en raak ook het off-knopje,
want het beeld gaat op zwart. Er is weinig ruimte,
de temperatuur is te hoog of te laag. De purser die mij uren
eerder zo vriendelijk naar mijn stoel had begeleid en een betere plaats beloofde te zoeken, is niet meer teruggekomen. De stewardessen die hun karretjes door de
gangpaden duwen, wil ik niet met mijn wensen lastigvallen.
Ze geven mij muizenhapjes te eten. Kunstig verpakt,volkomen smakeloos. De wijn is zuur. Niet dat het mij zo veel kan schelen. Eten is de laatste jaren een loze handeling geworden, iets wat nu eenmaal moet gebeuren, en drinken doe
ik liever niet te veel omdat goed plassen nog maar zelden lukt. Nu zie ik – reizend door de ti jd – dat ik in de loop der jaren steeds minder ben gaan verlangen. Een lichte aanraking, een briesje, een kleine plek om in alle rust
een beetje te mijmeren, dat is genoeg. Wat ik doe, doe ik vaak om anderen te plezieren. Een wandelingetje maken, een
gesprekje voeren. Anderen willen van alles, anderen maken zich zorgen. Ik niet. Hier, hoog boven de oceaan die ik vijfenzestig jaar eerder met het ss Serpa Pinto ben overgestoken, mogen mijn gedachten alle kanten op waaien; het liefst zou ik wegzakken in een diepe slaap. Ik heb
mijn oogleden nog maar net gesloten als een tik tegen mijn voeten ze weer opengooit. Het meisje achter de trolley verontschuldigt zich. Ik trek mijn benen in en laat
haar passeren. Ze legt haar hand heel even op mijn schouder.

Arjan Visser, Hotel Linda, Uitgeverij De Arbeiderspers, ISBN 978 90 295 8501 9 (€ 17,95)

Dit artikel is eerder verschenen in de Boekenkrant editie van maart 2013.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven