Boekfragment: Fiona. In koelen bloede

In Fiona. In koelen bloede worden Fiona en haar collega Adrian Condon naar een incident in Cyncoed geroepen. Er zijn illegale spullen gevonden bij de ontruiming van een huis.

‘De centrale geeft ons een adres aan de Rhyd-y-penau Road, dicht bij het reservoir. Geen buurt waar we vaak naartoe moeten. Straten met gesnoeide ligusters, nette voortuintjes en vitrage voor de ramen. Vrijstaande woningen en schoothondjes.
We doen er tien minuten over om er te komen. Een grote, blauwe vrachtwagen, waarvan de achterportieren klapperen in de wind, geeft aan waar we moeten zijn. Condon rijdt met een vaartje de oprit op en parkeert onder de kale takken van een kersenboom. We stappen uit. Condon draagt een uniform en ik niet. Hij is een man en ik niet. Logisch dus dat de verhuizers zich tot hem richten, hun handschoenen uittrekken en zijn hand op en neer zwengelen, ook al ben ik Condons meerdere. Het maakt mij niet uit. Ik sta erbij en kijk naar de voorbijzeilende wolken. Clandestiene spullen. Wat kan dat hier nou helemaal zijn?
Ik vang flarden van het gesprek op. In de bungalow woonde een dame op leeftijd. Ze is twee maanden geleden gestorven. Ze had familie in Australië. Verder niks bijzonders. De blauwe verhuiswagen staat vol meubels die je van een oude dame kunt verwachten. Mahoniehout, gebogen stoelpoten, volanten van groen velour. Beige kussens met bleekgouden kwastjes. Meer kan ik niet zien, omdat het portier weer dichtklapt door de wind.
Condon loopt met de verhuizers naar de garage. Ik drentel achter hen aan. De garagedeur staat omhoog. Voor de ingang staat een halfvolle container. Oud tuingereedschap, verfblikken met vastgekleefde deksels, bezems waar bijna geen borstelharen meer aan zitten, een kwetsbaar ogende, inklapbare ligstoel. De garage is voor de helft uitgeruimd. Teakhouten tuinmeubels. Van het soort dat goed blijft als je het ’s winters en bij regen binnenhoudt en alleen buitenzet als het er weer voor is.
Een vrieskist. Een knots van een ding. Zo groot als twee badkuipen. Van het soort dat lieve, oude dametjes die achter hun vitrage met hun schoothondjes dicht bij het Llanishen Reservoir wonen, in de herfst vullen met zelfgemaakte appelmoes en de lamskoteletten die de slager in de aanbieding heeft. Aangezien de elektriciteit twee maanden geleden is afgesloten, zijn de appelmoes en de koteletten nu niet fris meer. De bovenste laag van de uit de kist opgediepte pakketjes ligt inmiddels te stinken in een vuilnisbak. Op de grond liggen nog meer in plastic verpakte pakjes. Een hele berg. Het bedorven vlees heeft een onaangename grijze kleur, neigend naar geel. Uit de zakjes druipt vocht. Dat is echter niet wat de aandacht trekt. Wat de aandacht trekt, is wat er naast de lamskoteletten en speklappen op de betonnen garagevloer ligt. Een stevige plastic zak van meer dan een meter lengte. Eveneens gevuld met rottend vlees. Dezelfde gelige tint. Hetzelfde druipende vocht, dezelfde stank. Het verschil is dat dit stuk vlees veel lijkt op een menselijk been. Vooral omdat het een hooggehakte schoen draagt.’

Fiona in koelen bloede

Boekgegevens

Harry Bingham, Fiona. In koelen bloede, Uitgeverij De Fontein, ISBN 978 90 261 3598 9 (€18,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2014.

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven