Boekfragment: De negen kamers

De negen kamers deint heen en weer tussen droom en werkelijkheid. In een bloemrijke stijl, die doet denken aan die van Zafón en Marquez, schildert Rauwerda een wereld die nog lang na het dichtslaan van het boek blijft hangen.

HET HUIS
Het regent al uren als aan de kastanjelaan plotseling een huis verschijnt. Zonder donderslag, zonder lichtflits, zonder tovenarij. Een huis dat er nooit eerder heeft gestaan, gebouwd van grijze stenen, met een schuin dak en een torentje. de bewoners van de kastanjelaan hebben er niets van gemerkt. Zij weten dat een huis niet zomaar kan verschijnen. Daar zijn tekeningen voor nodig, steigers, hijskranen. Dat kan maanden duren. Daarom zien zij tussen nummer zestien en nummer achttien nog steeds een smal, ongemaaid veldje vol onkruid liggen, zoals dat er altijd heeft gelegen.
Alleen wie oog heeft voor het onmogelijke, kan zien dat er een huis staat. die ziet een hoog hek met daarachter een lange oprijlaan, omgeven door een enorme tuin. En ver weg, verscholen achter hoge bomen, de statige villa, met ramen die zo donker zijn, dat geen levend wezen zich in de buurt waagt.
Toch zullen ook de mensen die het huis niet kunnen zien zich steeds minder op hun gemak voelen in de kastanjelaan. Ze lopen liever een blokje om, zonder te weten waarom. De bewoners gaan elkaar mijden en brengen extra sloten op hun deuren aan. Ze krijgen nauwelijks nog bezoek en komen zelf ook niet graag meer thuis. Huizen worden te koop gezet voor steeds lagere prijzen, maar niemand weet zijn huis te verkopen.
De mooie kastanjelaan verloedert, de buurt verarmt en de kastanjes gaan dood, zonder dat iemand het kan verklaren. Als het huis op een dag plotseling weer verdwijnt, zonder donderslag, zonder lichtflits, zonder tovenarij, blijft er een vervallen, verlaten straat achter.

HET BOEK
De ochtend dat het huis verschijnt wordt Jonas wakker van een nare, bonkende hoofdpijn, zoals hij de laatste tijd wel vaker heeft. Het is mistig in zijn hoofd. Dichte grijze mist boven een deinende zee waarin elke gedachte vervloeit. Hij zet de wekker van zijn mobiel alvast uit, want hij kan nu toch niet meer slapen. Hij blijft nog even in bed liggen en laat zijn ogen wennen aan het ochtendlicht. Op dit uur moet het doodstil zijn in huis, maar het gieren en beuken in zijn hoofd is oorverdovend. Stormvloed met springtij en de dijk kan elk moment breken. Al maanden wordt Jonas door hoofdpijn geteisterd, een sluipwesp die zich in zijn hoofd genesteld heeft en voortdurend onverwachte steken toebrengt. Inmiddels is de indringer uitgegroeid tot een gedrocht van monsterlijke proporties dat in zijn hoofd bekneld zit en onophoudelijk tegen de binnenkant van zijn schedel beukt. Het verstoort al zijn gedachten en dat zijn er veel, want hij heeft meer gedachten dan de meeste mensen. Jonas is een lezer. Vaak leest hij meerdere boeken tegelijk en al die personages uit al die boeken vechten om een plaats in zijn hoofd. Daarnaast verzint hij zelf ook verhalen, de hele dag door. ‘Hij heeft een levendige fantasie,’ zeggen leraren al zijn hele leven. Dan zuchten zijn ouders en schudden hun hoofd. Maar Jonas’ gedachten hebben niets met fantasie te maken. Wel met het besef dat alles wat er bestaat, van het meest onbeduidende tot het allerbelangrijkste, onderling verbonden is door oorzaken, gevolgen, tegenstellingen, overeenkomsten en toevalligheden, als een onbegrensd, onontkoombaar web. Elke gedachte roept weer andere gedachten op en hoe harder Jonas worstelt om te ontsnappen, hoe meer hij verstrikt raakt.

Opmaak 1

Boekgegevens

Peter-Paul Rauwerda, De negen kamers, Uitgeverij Lemniscaat, 200 pagina’s, ISBN 978 90 477 0839 1 (€18,95) 

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie januari 2017

Berichten gemaakt 5313

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven