Boekfragment: Bloedbanden

In Zuid-Frankrijk, midden zestiende eeuw, bracht bisschop Sfora het gezin van Vasco Montalbán op de brandstapel. Vasco besluit te vluchten naar een klooster, hopend daar een nieuwe kans te krijgen.

‘Notre Dame de Beauregard,’ zei Basile. ‘We zijn er bijna.’
Terwijl ze langs de steile bergflank roeiden, speurde Vasco de bovenkant van de klif af, maar een klooster zag hij niet. Hij schatte dat als honderdvijftig volwassen mannen op elkaars schouders zouden staan, ze de bovenrand van de wand nog steeds niet zouden kunnen aantikken, en vroeg zich af welke gek het in zijn hoofd had gehaald om op deze onmogelijke plek een kerk of klooster neer te poten. Een eindje verderop werd de klif echter minder hoog en zag hij dat de berg alleen aan de rivierzijde steil als een muur was. Links van de flank liep de helling geleidelijk naar beneden en groeiden er zelfs bomen en struiken.
Basile stuurde de boot naar een keienstrandje. ‘Je moet door het bos naar boven,’ zei hij. ‘Er is hier geen pad, maar het struikgewas is niet al te dicht en zolang je stijgt, weet je dat je goed zit. Naar de top toe zal de bodem rotsachtiger worden en de begroeiing meer open, en uiteindelijk zul je een plateau bereiken. Dan weet je dat je het gehaald hebt.’
Basile hing hem de ransel en de reistas om de schouders. Daarbovenop kwam de strak opgerolde deken met daarin zijn degen, Bertrands dolk en de kleren die hij de avond van de arrestatie had gedragen. Ten slotte drukte Basile Adrienne in zijn armen. ‘Haast je,’ zei hij met een scheve glimlach terwijl hij Adrienne nog snel een aai over haar krulletjes gaf. ‘En kijk waar je je voeten zet, want de zon is aan het dalen en één misstap kan fataal zijn.’
Hij moest iets wegslikken. Alle goud van de wereld kon niet vergoeden wat Basile en Bertrand voor hem hadden gedaan. ‘Duizendmaal bedankt …’ zei hij met verstikte stem. ‘Als ik dit overleef, zullen wij elkaar weerzien.’
‘Het is allang goed, kerel,’ zei Basile en hij gaf hem een bemoedigende schouderklop. ‘Ga nu en haast je! Veel geluk!’
Hij draaide zich om en liep het struikgewas in.

Moeizaam opende Vasco zijn ogen. Een lage bundel zonlicht scheen pal in zijn gezicht. Het licht had een blauwe glans, anders dan het rozige ochtendwit … Hij sloot opnieuw zijn ogen. Rode en oranje vlekken dansten op de binnenkant van zijn oogleden, maar toen hij ze wat grondiger probeerde te bekijken, spatten ze uit elkaar tot sterrenstof. Hoge stemmen dreven zijn hoofd binnen. Een vrouwenstem zei iets, een meisje lachte. Moeder en Celesta … ze waren in de keuken en – Wacht eens … nee, dat kon helemaal niet … Zijn moeder en Celesta waren –
Hij opende opnieuw zijn ogen. In de smetteloos witgekalkte muur tegenover hem zat een klein raam, hoog boven de grond. Er zaten tralies voor. Hadden ze hem alsnog te pakken gekregen? Nee … daarvoor was zijn bed te zacht en het beddengoed te fris …
Slaapdronken richtte hij zich op zijn ellebogen op en keek om zich heen. Naast zijn bed stond een stoel. Zijn jak hing er keurig overheen, zijn laarzen en tassen stonden ernaast. Er was ook een smalle, hoge kast en een tafeltje met daarop een waskom, een kan, een doek en een lage kandelaar met één brandende kaars. Verder was de ruimte klein en sober, bijna als een kloostercel.
Met een ruk ging Vasco overeind zitten. Godallemachtig … dit wás een kloostercel. Hij had het gehááld!

15-bf-05-clavis-kronieken-van-goud-en-bloed-afb

Boekgegevens

H.P. Janssens, De kronieken van goud & bloed – Bloedbanden, Clavis Uitgeverij, ISBN 978 90 448 2753 8 (€ 24,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie oktober 2016

Berichten gemaakt 5307

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven