Boekfragment: Bijenvader

Johannes vriendje Henrico ligt in coma. Hij is waarschijnlijk zijn geheugen kwijt. Op cassettebandjes – in de hoop dat die zijn geheugen straks opfrissen – vertelt Johanne Henrico over hun zomer samen.

Oké, het bandje loopt, record en play ingedrukt, het rode lichtje brandt – als het goed is, neemt hij nu op. Microfoon? Test, test, tjhh, tjhh, tjhh. Hallo Henrico, hier is Johanne, je liefje.
Nee, dit is stom, je noemt me nooit je liefje. Even terugdraaien. Stop.
Hij doet het dus, best een goed geluid voor zo’n klein ding. Maar mijn stem klinkt als Minnie Mouse. Ik moet rustiger praten. En lager.
Van Gijs mag ik deze walkman lenen zolang ik wil. Hij heeft nog een andere die ook opneemt.
Ik zit nu op mijn kamer op mijn bed. Het is 27 juni, halfacht ’s avonds. Wacht, hoor je de muziek op de achtergrond? The Cure. Ja, sorry, jij haat Robert Smith, zijn zang, zijn haar, zijn uitgesmeerde lippenstift, sorry. Stop.
Weer teruggeluisterd. Ik praat nog steeds te snel. Je kon de muziek nauwelijks horen, maar ik heb hem toch maar uitgezet. Ik weet zo gauw ook geen plaat die we allebei leuk vinden. Losse nummers wel: ‘Born to run’, ‘Black Betty’, een paar liedjes van Bowie. Maar bestaat er eigenlijk een album waar we allebei van houden? Dat moeten we onderzoeken. Dat is belangrijk, denk ik. Stop.

Ze hebben een stuk uit je schedel gezaagd om de zwelling ruimte te geven. Dat stuk ligt in de koelkast. Ze zetten het later weer terug. Ik heb gevraagd of ik het zien mocht, maar dat mocht niet. Ze vonden het een rare vraag.
Weet je, ik moet met je praten… Ik ben zo bang dat je… dat je… Stop.
Ik ben ook bang dat je straks niets meer weet van ons. Dat je niet eens meer weet wie ik ben, dat je me leuk vond. Ine, de dagverpleegster, die aardige met dat korte bruine haar, zij zegt dat je je geheugen kwijt zal zijn als je wakker wordt en misschien komt het nooit meer terug, die kans is best groot.
Wie ben je dan nog als je geen herinneringen meer hebt? Ben jij dan nog wel jij?
Je ligt nu al dagen op je rug in dat hoge ziekenhuisbed aan slangen en apparaten. Je gezicht is gezwollen. Om je hoofd zit een drukverband met een deuk waar je schedel niet zit. Je haar, wat er nog van over is, krult er treurig onderuit. Je lijkt niet op jou, helemaal niet.
De eerste keren dat ik bij je mocht… Shit… Stop.
Ze houden je met medicijnen in coma. Er mag maar twee keer per dag een halfuur iemand bij je. Je moeder en ik zijn er het vaakst. Soms zitten we samen bij je bed, soms wisselen we elkaar af. We drinken dunne tomatensoep en chocolademelk uit de automaat.
Je vader was er de eerste nacht, toen je werd geopereerd. Nu moet hij de snackbar draaiende houden en jij merkt toch niet of hij er wel of niet zit, zegt hij.
Leendert en Witte zijn geweest, maar die bleven nog geen vijf minuten. Ze wisten niet wat ze moesten. Ze hadden zich wel netjes aangekleed, voor hun doen dan. En Dora kwam gisteren ook, Kees-Jan was erbij. Ze lijkt weer oké, maar bij haar weet je het nooit. Stop.

Boekgegevens

Esther Sprikkelman, Bijenvader, Uitgeverij Lemniscaat, 140 pagina’s (€ 14,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2017

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven