‘Kom nou, Egeltje,’ roept moeder egel. ‘Schiet eens een beetje op.’
‘Ik kom, ik kom,’ hijgt Egeltje.
‘Wat ben jij toch altijd langzaam,’ roept Stekeltje, zijn grote broer. ‘We zijn allemaal al boven.’
Egeltje klautert omhoog. Maar de slootkant is erg steil.
Als hij bijna boven is, grijpt hij mis. Hij valt.
‘Haha, wat ben jij een sukkel,’ lacht Stekeltje hem uit.
‘Altijd moeten we op je wachten!’
‘Ik kom!’ piept Egeltje weer. Hij is de kleinste van de egelfamilie. Stekeltje pest hem daar altijd mee. Dat vindt hij helemaal niet leuk. Waarom heeft zijn familie ook altijd zo’n haast? Op zijn korte pootjes moet hij iedere keer weer zijn best doen om bij te blijven.
Op een slechte ochtend verliest Ekeltje zijn familie als ze door een auto worden overreden. Gelukkig heeft Ekeltje het niet zien gebeuren, hij rolde zich bliksemsnel in elkaar toen hij de grote autolampen langs zag schieten. Stiekem heeft het zijn leven gered, dat hij altijd de langzaamste was.
Maar nu staat hij er wel helemaal alleen voor. Wat moet hij doen? Als het licht wordt, moest hij slapen – dat had mama egel hem geleerd. Dat doet hij dan maar. Stap voor stap leert Ekeltje hoe een egel zich redt in de natuur.
Ton van Reen, Ekeltje, Compaan Uitgevers, ISBN 978 94 903 7451 8 (€ 11,50)