Een mislukte poging tot een gesprek tussen een man en een vrouw. Zij zit te schrijven op een terras, hij wil graag naast schrijvende vrouwen zitten. Hij spreekt haar aan, zij is geërgerd omdat ze haar concentratie verliest, en ze vliegen elkaar, in grammaticaal en retorisch uitstekende zinnen, in de haren. Hij blijft netjes en complimenteus, haar opmerkingen zijn precies raak en beledigend.
Waarom zoekt iemand inspiratie bij de mislukkende liefdesverhalen? Omdat de gelukte verhalen zo saai zijn? Omdat de meeste liefdesverhalen mislukken? Piet Gerbrandy schrijft over een man en een vrouw die naast elkaar in bed liggen. Ze slapen, ademen rustig en gelijktijdig. “Hoe zetten wij de ligging voort zonder dat ze pijnlijk wordt. Of hoe zetten wij er een punt achter zonder dat ze pijnlijk wordt.” Is het minder confronterend wanneer ze tegenover elkaar zitten, of vrijen? Welke lichaamshouding is dat – Gerbrandy ontdekt dat het een soort “gaan” is – en wat levert het de geliefden op? Of verliezen ze er alleen maar mee?
Verderop schrijft een man een poëtische, zoekende brief aan “Liefste”, waarin hij blij zegt te zijn dat ze weg is gegaan. Of dit gebeurt omdat er ruzie is, de relatie op de klippen is gelopen, of juist omdat er geen gebrek aan liefde is geweest en ze in elkaars verliefdheid waren verdronken als ze langer bij elkaar waren gebleven, is niet duidelijk. De man zoekt bij bekende filosofen naar antwoorden op zijn vragen. Maar roepen die niet meer vragen op?
Gerbrandy schrijft op het snijvlak tussen proza en poëzie. Pogingen hiertoe van anderen zijn als een muntstuk op zijn kant: één van beide zijdes komt boven te liggen. Bij Gerbrandy blijft het muntstuk op zijn zijkant balanceren. Smijdige witheid is een verwarrende, twijfelende zoektocht naar liefde. Een ‘vertroosting’, gek genoeg.
Piet Gerbrandy, Smijdige witheid, Uitgeverij Contact, ISBN 978 90 254 3602 5 (€19,95)