BESPREKING – Komrij maakt vrienden

Wie is zijn vriendschap waard? Die vraag kwelt Arend in zijn jeugd. Je vrienden kies je, maar hoe weet Arend dat hij de juiste keuze maakt? Arend beseft dat het beantwoorden van die vraag zelfreflectie vereist, dus keert hij zich keer op keer in zichzelf, maar kan de vraag niet beantwoorden.
Arend is een dagdromer en een nestblijver.

‘De loopjongen’ begint dan ook in zijn ouderlijk huis. Als hij mijmert over zijn beroepskeuze, vallen de sociale beroepen zoals leraar al snel af. ‘Je moest vooral uitkijken dat ze je fiets niet sloopten.’ Wiskundige, dat lijkt hem wel wat.

Ook als student tobt Arend over vriendschap. Hij kiest ervoor zich te verliezen in radicalisme en voert grote discussies over geld, wapens, macht, narcisme en ‘het volledige ik’ met mensen. Protest, extreme standpunten en het opzij zetten van zichzelf voor het hogere doel blijken van doorslaggevend belang. Hij durft met anderen ook over vriendschap te praten. Niet alleen de grote vragen van de adolescent, maar ook persoonlijke vragen liggen Arend op het puntje van zijn tong: ‘Zou jij wel vriend met iemand kunnen zijn? Zou jij vrienden kunnen hebben?’
De golf waardoor hij wordt meegenomen, maakt dat hij geen controle meer kan uitoefenen over zichzelf. En daarna brengt de golf hem bij een vriend.

Komrij en ironie zijn een tweeling. Veel minder besproken is dat vriendschap een wezenlijk thema is, vooral van zijn proza. Zijn luchtige roman ‘De klopgeest’ speelt in het eind van de 19e eeuw en draait om de vriendschap tussen Hector en George. Hector is een laconieke, goedlachse levensgenieter zonder financiële zorgen, die zich als charlatan laat inhuren om overleden naasten op te roepen. George, veel jonger, is een berooide arbeider die pleit voor het opkomende socialisme. Hun tegenstrijdige achtergrond en interesse, én hun vriendschap, symboliseren de maatschappelijke tweespalt. En in ‘Pagode’ denkt Thomas, een bediende, terug aan zijn tijd in het kasteel en zijn verstandhouding – vriendschap is meer op zijn plaats – met de jongens Edmund en Victor. Hun vriendschap heeft een professionele grens, maar ook een letterlijke: de jongens bezitten een pagode in het meer bij hun kasteel, waar Thomas natuurlijk niet mag komen.

Met ‘De loopjongen’ schrijft Komrij wederom een prozawerk over vriendschap. En net als in ‘Pagode’ en ‘De klopgeest’ blijkt de lading van dat ondefinieerbare woord ‘vriendschap’ voer voor tegenstrijdige gedachten en ontwikkelingen. Een antwoord op Arends vraag blijft natuurlijk uit. Het zoeken naar het antwoord is voor een literair schrijver immers veel prettiger.
Gerrit Komrij, De loopjongen, Uitgeverij De Bezige Bij, ISBN 978 90 234 6868 4 (€ 17,50)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven