De onvoltooide roman waarvoor de aantekeningen, boeken en paperassen nog op zijn bureau rondslingerden, omvat zo’n dertig bladzijden, waarin drie verhaallijnen hun richting zoeken. Hoofdpersoon in de eerste verhaallijn is Melchior Post, essayist, en bedenker van de ‘theorie van het onbestaanbaar-bestaande heden’. Want het is onmogelijk dat in het nuldimensionale punt van het ogenblik iets kan bestaan – ‘en dat met het bestaan van de wereld in ruimte en tijd, onszelf incluis, het onmogelijke dus een feit is.’ Bestaat er wel een nu, als zelfs het moment waarop je dat woord uitspreekt al verleden tijd is? Volgens de filosoof Emben/Veblen wel, want er is een psychisch heden en de duur tussen verleden en toekomst is zeven seconden. Ook is er nog de mechanische kloktijd en zo zet Mulisch de lijnen uit die nooit tot een volledig weefsel zijn gemaakt. Het verhaal over de tijd is aangevuld met aantekeningen en dagboekfragmenten van Mulisch zelf, en met twee essays van de samenstellers: Marita Mathijsen en Arnold Heumakers. Wat blijkt is dat Harry Mulisch worstelde met zijn verhaal. En dat de tijd zelf hem inhaalde. Het is nu wachten op de uitwerking van zijn verhaallijnen. Welke schrijvers zullen deze taak op zich nemen?
Harry Mulisch, De tijd zelf, Uitgeverij De Bezige Bij, ISBN 978 90 234 6804 2 (€ 17,90)