Jaren geleden kreeg Victor zijn eerste opdracht: de etalage inrichten van een chocolatier. Hij versierde deze met twee spitzen. Zijn huisgenote Vita danste, en droeg overdag spitzen terwijl Victor werkte. Nu dwaalt hij ’s nachts door het lege Cocagne ‘alsof hij de enige bezoeker was in een lege theaterzaal’. Wanneer hij voor een camera, en een scherm dat hem afbeeldt, staat, is dat ‘een gespiegelde dans’. Victor beseft dat zijn spiegelbeeld het tegenovergestelde is van hoe anderen hem waarnemen – zoals een danser die in een spiegel oefent, en weet dat het publiek hem omgekeerd zal zien. De etaleur gaat dan wel over een etaleur, dans (en theater) zijn in thematiek en verteltrant nooit ver weg.
De etaleur van Christiaan Weijts speelt in de soepel draaiende machine van een groot warenhuis. Marketing, verleiding, koopgedrag: indirect is de commercie leidend in Victors semi-artistieke carrière. Zijn creaties moeten voldoen aan AIDA, een acroniem voor Attention, Interest, Desire en Action. Alles is AIDA.
Deze snelle, zakelijke wereld benadert Weijts niet kritisch, zoals Allard Schröder in De econome, of satirisch, zoals P.F. Thomése in Vladiwostok!. Weijts zet die wereld zwierig neer, zijn verhaal danst. De personages komen los van de grond, los van hun bureaus, hun kantoor en hun warenhuis. De ingewikkelde, maar geoliede raderen van een groot warenhuis (het personeel, de geldstromen, de wandelingen van klanten) zijn een grootschalige choreografie.
Weijts’ gelaagde vertelling, bekend van zijn twee romans Art. 285b en Via Cappello 23, keert in De etaleur in gewijzigde vorm terug. Victor Zuid is de protagonist van het eigenlijke verhaal, maar een niveau hoger blijkt sprake van een ‘alwetende verteller’, die het verhaal vertelt. Hij wekt aanvankelijk de indruk een god te zijn. ‘Jij, Victor Zuid, mag dan naam gemaakt hebben (…), vergeleken bij wat nu komt is dat allemaal kralen rijgen en kruimelspel. Je staat op de drempel naar een revolutie in het etaleren.’ Een niveau onder het eigenlijke verhaal leeft de stad als een organisme, dat mensen, auto’s en bussen in zijn aderen heeft, en staat de mens in dienst van de grootstad. Zo bezien wordt Victor niet alleen beïnvloed door de verteller, maar ook door de levende stad.
De verteller registreert alles en kan Victor beïnvloeden, maar blijkt al snel feilbaar: ‘Onze macht is, zoals gezegd, beperkt.’ En een pagina later: ‘Meer dan Victor op een spoor brengen zit er voor mij niet in. Waar dat toe leidt zal ook ik pas achteraf weten.’ Verwarrend is vervolgens de vergelijking van de alwetende verteller met de schouwburg: ‘Mijn band met Victor Zuid lijkt op die van een schouwburgbezoeker met een acteur.’ Victor is hier de acteur, de verteller de bezoeker: precies het omgekeerde van een ‘beïnvloedende’ verteller.
De etaleur eindigt concreet, met beide benen op de grond. Achter de novelle is een artikel geplaatst waarin Christiaan Weijts in gesprek treedt met twee choreografen van het Nederlands Dans Theater, Sol León en Paul (jawel!) Lightfoot. Ze praten over de wederzijdse invloed van literatuur en dans op elkaar. Twee werelden die ver van elkaar verwijderd lijken, maar soms toch in elkaar terugkeren.
Christiaan Weijts, De etaleur, Uitgeverij De Arbeiderspers, ISBN 978 90 295 7197 5 (€ 15,00)