De geschiedenis van de buitenplaatsen en de relaties tussen deze lustoorden en de stad Amsterdam is lange tijd onderbelicht geweest. Daarin komt de laatste jaren gelukkig verandering.
Vanaf het einde van de zestiende tot het begin van de twintigste eeuw bracht elke Amsterdammer die het zich maar enigszins kon permitteren de zomer bij voorkeur buiten de stad door. Dit leidde tot de aanleg van duizenden buitenverblijven in alle soorten en maten. Populaire locaties waren landschappelijk aantrekkelijke gebieden die goed vanuit de stad bereikbaar waren, zoals de Beemster, langs de Amstel, Angstel en Vecht, maar ook in Kennemerland, ’t Gooi en ’s Gravenland.
Kunsthistoricus René Dessing is een warm pleitbezorger voor deze parels van ons cultureel erfgoed. In 2012 nam hij het initiatief tot het landelijke themajaar van de Buitenplaats en in het verlengde daarvan richtte hij de Stichting digitaal portaal voor Nederlandse Kastelen, historische Buitenplaatsen en Landgoederen op. Ook zijn nieuwste publicatie De Amsterdamse buitenplaatsen. Een vergeten stadsgeschiedenis is bedoeld om de rijke lustoorden van weleer opnieuw onder de aandacht te brengen. Het boek is een combinatie van een historisch verslag en een toeristische gids. Aan de hand van zestig unieke buitenplaatsen schetst Dessing het ontstaan, de ontwikkeling en het verval van de buitenverblijven en maakt hij inzichtelijk hoezeer de buitenplaatsencultuur was verbonden met de stad Amsterdam. De auteur wisselt de lange lijnen van vier eeuwen geschiedenis af met historische feiten en weetjes. Zo wordt het de lezer duidelijk wat een buitenplaats eigenlijk is en wat het onderscheid is tussen een buitenplaats, een kasteel en een landgoed. Maar ook dat het woord ‘kaalslag’ komt van Frederik Kaal, die in de achttiende eeuw vele buitenplaatsen heeft afgebroken, en dat de residentie van heer Olivier B. Bommel is geïnspireerd door Kasteel Nederhorst.
Menigeen zal na lezing van De Amsterdamse buitenplaatsen zin hebben in een fietstocht langs de Vecht of een dagje wandelen over de ’s-Gravenlandse lusthoven. Wie daar door de aanstekelijke teksten nog niet toe is verleid, wordt wel overgehaald door de prachtige foto’s en andere beelden waarmee het boek zeer rijk is geïllustreerd en die elke liefhebber van architectuur, cultuur en landschappelijk schoon doen watertanden. Voor deze recreanten geeft het boek informatie over wat er op de diverse buitenplaatsen te doen is en waar men als publiek wel of geen toegang tot heeft. Bezoekers zullen niet worden teleurgesteld. Nog altijd bieden de Amsterdamse buitenplaatsen een Arcadische oase. Minpuntje: het boek is eigenlijk te dik en te zwaar om in de rugzak mee te slepen.
Boekgegevens
René W. Ch. Dessing, De Amsterdamse buitenplaatsen. Een vergeten stadsgeschiedenis, Uitgeverij Matrijs, ISBN 978 90 534 5491 6 (€ 19, 95)
Deze recensie verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2015