BOEKFRAGMENT – Tijgerlelie

De vrouw werd gevolgd door een meisje van mijn leeftijd, zo’n zeventien, achttien jaar schatte ik haar. De rilling die dit keer over mijn rug liep, was niet omdat ze zo intimiderend was zoals de vrouw voor haar. Nee, het was omdat ze het mooiste schepsel was dat ik ooit had gezien. Zij en die vrouw konden onmogelijk verwant zijn. Haar ogen, omlijst door een dik paar lange wimpers, waren groot en groen, niet van die grijsgroene die je wel vaker ziet, maar licht en helder als die van een kat en ik kon het niet helpen om mezelf af te vragen of ze licht zouden geven in het donker. Haar huid was zo gaaf, ik probeerde een moedervlekje of een puistje te ontdekken of op zijn minst een dikke laag make-up die haar oneffenheden verborg, maar ik zag niets van dit alles. Ze was volledig naturel. Zelfs haar wimpers gaven geen schijn van mascaraklodders, waar Arthur en ik altijd zo van walgden. Haar dikke haar hing tot ver over haar schouders, de krullen in de punten deinsden zachtjes op en neer terwijl ze liep. Ik moest onwillekeurig glimlachen. Ik kon niet bepalen welke kleur het was. Donkerrood of houtbruin? Net zoals ik niet kon bepalen of mijn haar nu donkerbruin of zwart is.
De blonde vrouw liep met grote, fiere stappen weg. Ze keurde mij geen blik waardig. Het meisje had een merkwaardige houding. Ze had haar schouders recht naar achter en haar kin stak vooruit, maar haar ogen waren terneergeslagen. Alsof ze bespot werd, maar vastbesloten was niet te reageren. Ze liep achter de vrouw aan. Waar ging ze heen? Ze mocht niet weg, ik wilde bij haar blijven, nog iets langer naar haar kijken. Ze verwarde mijn gedachten zo erg, ik kon niet meer helder denken.
Toen ze me passeerde, sloeg ze haar ogen een moment op. Het was alsof ik wakker werd uit een hele vage droom, haar blik trok me terug naar de werkelijkheid. Ik deed een beetje geschokt een stap achteruit, haar ogen stonden dreigend. Alsof al het leed van de wereld mijn schuld was en ze mij er persoonlijk voor ging laten boeten. Het hield maar een seconde stand, want ze liep verder. Wat had ik haar aangedaan om zo’n blik te verdienen? Mijn bewondering voor haar veranderde langzaam in hoogmoedigheid. Als ze zou weten wie ik was, wat voor een aanzien ik onder de leerlingen van deze school had, zou ze wel anders gereageerd hebben.
De reden dat ik mijn normale gedachtegang weer kreeg, was ongetwijfeld omdat ze uit het zicht was verdwenen en haar onnatuurlijke schoonheid me niet meer rechtstreeks kon verwarren. Ik vroeg me af of ik me haar blik misschien verbeeld had, misschien had ik me haar wel helemaal verbeeld. Ik was egoïstisch genoeg om te geloven dat ik zoiets moois als zij had kunnen verzinnen.
Danique Gimbrère en Anne Swartjes, Tijgerlelie, Uitgeverij GheringBooks, ISBN 978 90 788 3909 5 (€ 16,95)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven