BOEKFRAGMENT – Zeg dat je bij hen hoort

De slaapkamer van mijn ouders
Ik ben negen jaar en zeven maanden. Ik zit thuis op mijn kamer kiekeboe te spelen met mijn broertje Jean. Het is zaterdagavond en de zon is al achter de heuvels weggezakt. Buiten onze bungalow is het stil, maar van tijd tot tijd voert de avondwind een schreeuw aan. Onze ouders houden ons al vanaf gistermiddag binnen.
Maman komt de kamer in en doet het licht uit nog voor we haar zien. Jean huilt in het donker, maar zodra ze hem begint te knuffelen, zet hij het op een kraaien. Hij steekt zijn armpjes uit om opgetild te worden, maar ze heeft haast. ‘Denk eraan dat je vanavond alle lichten uitlaat,’ fluistert ze tegen mij.
Ik knik. ‘Yego, Maman.’
‘Kom eens mee, met je broertje.’ Ik volg haar met Jean op mijn heup. ‘En doe voor niemand de deur open. Je vader is niet thuis, ik ben niet thuis, er is niemand thuis. Heb je me gehoord, Monique, ja?’
‘Yego, Maman.’
‘Zodra je vader en je oom terug zijn, zullen ze je alles uitleggen.’ Maman loopt voor ons uit, de gang door en haar kamer in, waar ze een kaars aansteekt die ze van ons huisaltaar in de zitkamer heeft gepakt. Ze begint zich uit te kleden, ze gooit haar kleren op de vloer. Ze vertelt dat ze vanavond uitgaat en dat ze al laat is. Ze hijgt alsof ze hard gelopen heeft; haar lichaam glanst van zweet. Ze glipt in de prachtige avondjurk die Papa zo mooi vindt en kamt haar zachte haren uit. Ik help haar met de rits aan de achterkant van haar jurk. Ze verft haar lippen dieprood en perst ze even op elkaar. De lovertjes op haar jurk glinsteren in het kaarslicht; ’t is net of haar hart in brand staat.
Mijn moeder is een beeldschone Tutsivrouw. Ze heeft hoge jukbeenderen, een smalle neus, een lieve mond, slanke vingers, grote ogen en een tenger postuur. Haar huid is zo licht dat je de blauwe aderen op de rug van haar handen kunt zien. Ik lijk op Maman en als ik later groot ben, zal ik net zo lang zijn als zij. Daarom noemen Papa en heel zijn Hutu-familie mij ‘Shenge’, wat Kiyarwanda is voor ‘mijn kleintje’.
Papa ziet eruit zoals de meeste Hutu’s, heel erg zwart. Hij heeft een rond gezicht, een brede neus en bruine ogen. Zijn lippen zijn zo dik als een banaan. Hij is een supervrolijke man met wie je zo kunt lachen dat je ervan moet huilen. Jean lijkt op hem.
‘Maar, Maman, je hebt zelf tegen me gezegd dat alleen slechte vrouwen ’s avonds uitgaan.’
‘Monique, vanavond geen vragen heb ik gezegd.’
Ze zwijgt en kijkt me strak aan. Als ik mijn mond weer open wil doen, schreeuwt ze: ‘Stil, jij! Ga bij je broertje zitten!’
Maman schreeuwt nooit tegen me. Ze doet raar vandaag. In haar ogen glanzen tranen. Ik pak het flesje Amour Bruxelles, het parfum dat Papa haar altijd geeft omdat hij van haar houdt. Iedereen in onze buurt herkent haar aan haar zoete geur. Ik geef haar het flesje aan, en ze rilt alsof haar geest nog maar net in haar is teruggekeerd. In plaats van zichzelf met het parfum te bestuiven, doet ze Jean een beetje op. Opgewonden snuffelt die aan zijn handen en zijn kleren. Ik smeek Maman mij ook een beetje op te doen, maar ze weigert.
‘Als ze het vragen,’ zegt ze dan streng, zonder me aan te kijken, ‘dan zeg je dat je bij hen hoort, begrepen?’
Uwem Akpan, Zeg dat je bij hen hoort, Uitgeverij Brandaan, ISBN 978 94 600 5008 4 (€ 22,50)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven