‘Descartes zag dieren als machines. Ze kunnen niet denken, want ze hebben geen taal. Ze hebben geen taal, dus ze hebben geen ziel. Bewustzijn hebben ze daarom ook niet. De wetenschap is zeer dominant geworden. Maar natuurwetenschap is maar één manier om naar de werkelijkheid te kijken. Literatuur en kunst ontlenen hun belang aan het openhouden van andere visies, die op zijn minst complementair zijn aan die van de wetenschap. Ik pleit voor die andere visie. Ik pleit ook voor Koolhaas en voor het dierenverhaal.’
Nieuw perspectief
Wiel Kusters publiceerde in 2008 Koolhaas’ dieren. Over de biologie van een schrijver. Het is een pleidooi voor een andere manier van kijken, waarbij de vernauwde wetenschappelijke visie niet langer de enige is. Koolhaas’ dieren is immer actueel, want onze omgang met dieren is dit ook. Op zowel huiselijke als industriële schaal. Bovendien: Koolhaas is verhalend, en literatuur geeft een bijzondere kijk op het leven van individuele, zij het fictieve dieren.
Wetenschap generaliseert en abstraheert, Koolhaas’ verhalen laten ons meeleven (en meesterven) met de dieren. ‘Wetenschap en literatuur zijn deel van een gezamenlijke cultuur. De literatuur kent niet een strenge, conceptuele afbakening zoals de wetenschap. Zo houdt ze de mogelijkheid open van empathie en begrip voor het dier. Op die manier kan de literatuur dichter staan bij onze directe, dagelijkse omgang met dieren.’
Diergestalte
Niemand wist beter over dieren te schrijven dan Anton Koolhaas (1912-1992). ‘Koolhaas heeft zich écht verplaatst in de concrete diergestalte en zijn leefomgeving. In zijn werk toont zich de wijze waarop dieren hun wereld ervaren, hoe ze zich daardoor bewegen en op welke wijze ze daar één mee zijn. Dat is uniek.’
Uniek omdat de wetenschap uitgaat van de veronderstelling dat je over het innerlijk van dieren niets kunt zeggen. Die wetenschap kijkt echter van buitenaf, maakt dieren tot studieobjecten om algemene inzichten te kunnen formuleren.
‘Bij Koolhaas zijn dieren echter geen object, maar subject. Het zijn wezens met gevoelens en met een kijk op de wereld. Koolhaas streefde er ook werkelijk naar om het dier van binnenuit te verstaan. Dat heet al snel antropomorfisme, vermenselijking. En dat geldt in de wetenschap bijna onmiddellijk als verwijt. Maar zijn perspectief is niet per se menselijk. Het is evenmin een evocatie van hoe dieren voelen, denken en bestaan. Het is een mengvorm. Dieren blijven bij Koolhaas hun vreemdheid houden. En Koolhaas bleef een mens die zich in de dieren kon verplaatsen. Als schrijver is hij zo een soort tussenwezen. In elk verhaal doet hij dat weer anders, en telkens met dezelfde meesterschap.’
Gevaar
Wat blijkt uit Kusters’ en Koolhaas’ manier van kijken? Dat er gevaar schuilt in antropocentrisme. ‘We plaatsen onszelf in het centrum en denken dat we totaal anders zijn dan de dieren. Dat we iets geks zouden doen, zodra we ons verplaatsen in het dier. De poging tot meeleven en meevoelen met dieren is juist iets natuurlijks. Evolutionair zitten we immers in dezelfde continuïteit.’
Wat onze omgang met dieren zowel gemakkelijker als gecompliceerder maakt. Want het dier enkel beschouwen als zielloos object vergemakkelijkt de consumptie hiervan. Wat voor nu een volkomen andere discussie is…
Dit artikel is onderdeel van de Groeneveldreeks over landschapsliteratuur
Wiel Kusters, Koolhaas’ dieren, Over de biologie van een schrijver, Uitgeverij Vantilt, ISBN 978 94 6004 001 6 (€ 19,95)
Over de auteur
Wiel Kusters (1947) is hoogleraar letterkunde aan de Universiteit van Maastricht. Hij heeft niet alleen naam gemaakt als dichter, maar ook als schrijver over literatuur. In 2008 verscheen van hem Koolhaas’ dieren. In 2010 volgde een biografie van een dichter: Pierre Kemp. Een leven. Op het moment werkt hij aan een biografie van Kees Fens. Hij sprak onlangs op Het Groeneveld Forum 2010, met als thema: ´Wroeten in de relatie tussen mens en dier.´