Wassmo vertelt haar levensverhaal, waarin ze haar gevoeligheid, kwetsbaarheid en koppigheid durft te laten zien. Ze was moedig genoeg om grote taboes te doorbreken en verwierf internationale faam met haar literaire bestsellers. Haar leven is als het Noord-Noorse landschap: zowel hard als overvloedig.
Ze dansen in de grote kamer op de tweede verdieping, omdat daar op dat moment niemand woont. Ze hebben een platenspeler bij zich. Tango’s, walsen en rock. Meestal rock. Ze weet niet meer hoe de liedjes heten of wie ze zingt. Met één uitzondering: Elvis. ‘Blue suede Shoes’. Al voordat ze beginnen is ze misselijk en af en toe valt ze. Niet alleen als ze danst.
‘Ga zitten’, zegt moeder met een vriendelijke stem. Haar zus is naar bed, ze zijn alleen. ‘Je bent aangekomen, hè?’ gaat moeder verder. Ze heeft het gezien. Begrépen. Het was niet alleen maar rocken en dansen met de leerling-elektricien.
Zo komt het dus uit, zoals dat heet. Alles komt uit. Het enige verwijt dat moeder haar maakt is dat ze zo onverstandig was mee te gaan naar Zweden zonder iets te zeggen.
‘Ik wist het niet, geloofde het niet, ik kon het niet geloven’, beweert ze met schrille stem. Dan laat ze zich gaan. Eerst is het stil. Verschrikkelijk stil. Het lijkt wel of het dagen duurt voordat moeder eindelijk spreekt. ‘Nou ja. Komt tijd, komt raad’, zegt ze.
Maar ze kan horen dat ook moeder het niet goed weet. De grote ronde kachel in de woonkamer is koud. Met de ijzeren randen en figuren reikt hij bijna tot aan het plafond. Moeder heeft hem net gepoetst en haar handen gewassen. Nu overhandigt ze haar de handdoek zodat ze haar tranen kan afvegen. Kachelpoets en doekjes liggen in een kartonnen doos bij de kolenkist. ‘Ruim jij voor mij de rommel op, dan ga ik koken’, zegt moeder, en ze komt overeind.
Ze voelt de schaamte die in haar zit. Als ze geen oplossing vindt, kan ze beter doodgaan. Het heeft haast, maar ze weet niet wat ze moet doen. Het leven is nu in maanden opgedeeld. Nog maar zevenenhalve maand te gaan. Terwijl ze zich voorbereidt, maakt ze met iedereen pret. Soms loopt ze naar de hoge brug over de rivier. In de diepte ziet ze stenen en donker water. Het hoeft niet lang te duren. Dat weet ze wel. De leerling-elektricien wil zich met haar verloven. Ze staan bij de trap in de gang en opeens is hij een vreemde voor haar zonder dat ze weet hoe dat is gekomen. Ze moet het maar gewoon zeggen, dat ze dat niet kan.
‘Waarom niet?’ wil hij weten.
Ze kan geen geloofwaardige reden bedenken en schudt alleen haar hoofd.
Hij pakt haar hand en zegt dat het goed is; dan vertrekt hij. Halverwege draait hij zich nog een keer om en glimlacht.
De volgende dag komt zijn moeder langs en zegt dat ze moeten trouwen. Zo hoort het nu eenmaal, zegt die kleine, knappe moeder van hem. Haar moeder staat bij het aanrecht brooddeeg te kneden, ook al hebben ze bezoek. Brooddeeg kan nu eenmaal niet wachten. Dat weet het bezoek ook. Moeder draait zich om en veegt haar handen af aan haar schort. Langzaam. Dan legt ze een schone theedoek over de houten schaal met het deeg. ‘Het zijn nog maar kinderen.’
Boekgegevens
Herbjørg Wassmo, Enkele ogenblikken, vertaling: Lucy Pijttersen, Uitgeverij De Geus, ISBN 978 90 445 3235 7 (€ 21,95)
Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie 7 april 2014.