Prachtige nieuwe roman van de schrijfster van De grens. In Vreemdeling laat Maria, een jonge dominee, haar leven in Finland achter zich en vertrekt in een opwelling naar New York.
Op zondag vertrok ik.
Eigenlijk was ik alleen van plan op weg naar huis een bezoekje aan de haven te brengen om naar de boten te kijken, maar toen ik daar was, kocht ik een ticket. De kerkdienst verzorgde ik die ochtend net als altijd. Het was mijn beurt om te preken; ten overstaan van de parochianen sprak ik in bij de tijdgeest passende bewoordingen over de dagen na de wederopstanding van Jezus. Ik hoorde mezelf vanuit de verte praten. Ik zag vertrouwde gezichten, van mensen die via mij om vergiffenis en kracht vroegen.
Ik sprak over de mogelijkheid van geboorte, over het offer dat Christus had gebracht ten bate van alle mensen, over de dood, die ook ons, deze parochie, had bedreigd. Ik sprak over de naam die deze dag droeg, quasi modo geniti, ‘als pasgeborenen’. Zo zouden wij moeten ontwaken in de weken tot Jezus’ hemelvaart die voor ons lagen. Ieder van ons was als een pasgeborene. Vanuit die gedachte zou een nieuwe gemeenschap ontstaan, eentje van vergiffenis, van herstel.
Ik hoorde mezelf dit zeggen en huiverde. Alleen maar de dood. Ik wilde vluchten. Na de mis en het koffiedrinken zei ik tegen het hoofd van de parochie dat ik aan vakantie toe was. Hij gaf me een vaderlijk schouderklopje, zei dat hij daar in het licht van de gebeurtenissen van de afgelopen tijd begrip voor had. Ik was bang dat hij me zou omhelzen, wilde niet dat hij me aanraakte. Ik trok me terug, zei dat ik naar de dokter zou gaan om een verklaring te halen.
Op weg naar huis ging ik bij het medisch centrum langs. Ik legde arts mijn situatie uit zonder in details te treden. Hij schreef me twee maanden ziekteverlof voor en raadde me aan een afspraak te maken met een specialist. Ik knikte, hoewel ik absoluut niet van plan was zijn advies op te volgen. Ik kreeg de verklaring, schreef het adres van de parochie op de envelop en stopte die in de eerste brievenbus die ik tegenkwam.
Heel even bleef ik staan. April: de hemel staat hoog. Ik wist niet waar ik naartoe moest.
Ik wilde niet naar huis, naar de Korkeavuorenkatu, de stilte tegemoet treden. Toen kwam de gedachte aan de boten in me op. Als tiener zat ik graag op het station van het noordelijk gelegen stadje, om met een vreemd, rustgevend gevoel naar de omroepberichten te luisteren; je kon altijd nog in de trein stappen, in andere steden wakker worden. In de Olympiaterminal was het rumoerig, de mensen stonden op het punt te vertrekken, de geluksvogels. Naar Stockholm, Göteborg, iemand nog verder weg, naar West-Europa, misschien met het vliegtuig naar een ander continent nadat hij de Finse Golf is overgestoken. Ik dronk een glas vruchtensap in de bar. De veerboot zou over een halfuur vertrekken.
Boekgegevens
Riikka Pulkkinen, Vreemdeling, Uitgeverij De Arbeiderspers, ISBN 978 90 295 8797 6 (€ 19,95)
Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie agustus 2013.