Mensen zijn conservatief. Ze willen graag dat de goede dingen blijven. Ze zijn bang voor te veel verandering. Abbi’s ouders overlijden. Ze vertrekt naar Lugano om alles op een rijtje te zetten, om te zien hoe ver ze gekomen is in haar leven, wat haar dwars zit en hoe ze dingen kan veranderen.
Ze heeft veel heimwee en zoekt naar geborgenheid – en kiest juist daarom Lugano uit, de plek van vroegere vakanties. Is dat een vlucht? Auteur Mirjam Rotenstreich: ‘Nee. Ze gaat heel bewust naar de plek waar ze een belangrijk deel van haar jeugd heeft doorgebracht om dichter bij de bron te zijn waaruit alles ontsproten is. Ze doet het omgekeerde van vluchten.’
Is het gevaarlijk, vraag ik me af, om zoiets te ondernemen? Ten opzichte van je eigen dromen, idealen en ambities kun je immers alleen maar tot de conclusie komen dat je mislukt bent.
‘Ik zou het nooit doen. Volgens mij heb je daar niet zoveel aan, het zou mij tenminste niets zeggen. Maar Abbi komt zo ver niet eens. Haar hele plan mislukt.’
Abbi komt in een soort horrorverhaal terecht: Philip, de verhuurder van Abbi’s villa, is een mysterieuze
man die Abbi’s rust verstoort, haar in het nauw drijft en bedreigt. Zijn voorspellingen komen allemaal uit. En dan voorspelt bij haar dood…
Ik had me voorgenomen om het níét over Tonio te hebben, Rotenstreichs overleden zoon, maar hij is onvermijdelijk aanwezig. Dat begint al bij het motto: ‘Een drie-eenheid voor altijd: Tonio, Adri en ik’. In de proloog duikt een Thomas op, die fotograaf is – zoals Tonio, vereeuwigd in de gelijknamige roman van zijn vader A.F.Th. van der Heijden.
Is het schrijven voor jou verbonden met je eigen leven of staat het juist op zich, als literaire bezigheid?
‘Het stond hierbij ook wel op zich. Maar Tonio kwam natuurlijk om de hoek kijken. Voor zijn dood was ik al met het boek bezig en na zijn dood heb ik het manuscript anderhalf jaar niet aangeraakt. Daarna heb ik het toch weer opgepakt, maar de manier waarop ik het boek heb afgemaakt, was compleet anders dan het eerdere werk.’
Hoe verschilde dat?
‘Na de dood van Tonio leefde ik als een zombie. Ik deed de dagelijkse dingen wel, boodschappen, eten enzo, maar met moeite. Dan stond ik in zo’n enorme Albert Heijn om me heen te kijken, en ik dacht: en wat nu? Ik deed uren over een paar boodschappen. Zo verliepen de eerste anderhalf jaar. Daarna ben ik verder gaan schrijven.’
[quote]‘Dan stond ik in zo’n enorme Albert Heijn om me heen te kijken, en ik dacht: en wat nu? Ik deed uren over een paar boodschappen.’[/quote]
Hoe zet je jezelf ertoe om dan de pen weer op te pakken?
‘Het moest. Het was geen keuze, er was geen sprake van dat ik het niet zou doen. Ik ben ’s ochtends vroeg gaan werken, tussen vijf en negen, als het nog donker is. Het lukte alleen als ik wist dat iedereen, ook Adri, nog sliep. Want als ik samen was met Adri, was Tonio er ook, en als Tonio er was, was er pijn, omdat Tonio er niet meer was. Maar zonder Adri was de drie-eenheid verbroken en kon ik schrijven. Na weer anderhalf jaar begon het langzaam te slijten, Ik werd voor de wekker wakker, ging gelijk koffie zetten en aan het bureau zitten – en schrijven, schrijven, schrijven.’
Ben je een ochtendmens?
‘Nee, ik vind het vreselijk om vroeg op te staan. Maar toen moest het, om in leven te blijven. Het kon niet anders, ik dacht er ook niet over na. De rest van de dag was verdrietig als vanouds. Maar de schrijfochtend was de heilige cocon.’
Maarten ’t Hart schrijft altijd ’s ochtends vroeg. Hij vindt dat fijn omdat de wereld puur is, er is niemand en alles slaapt nog. Had die manier van schrijven ook bij jou invloed op je boek?
‘Veel van het boek was er al, het geraamte en de structuur, en dat kon ik invullen. Ik schreef door, zonder na te denken. Mijn geheugen was toen heel slecht, dus ik herinnerde me de volgende ochtend ook niet meer wat ik algeschreven had. Daarmee werd het ook veel te dik, maar dat vond ik niet erg, er kan nog altijd een heleboel uit, dacht ik – maar ik moest doorschrijven om te overleven.’
Het boek moest af.
‘Dat nog niet eens. Ik moest in die trance. Schrijven om te overleven.’
A.F.Th. van der Heijden had Tonio geschreven in schrijftrance, was obsessief met de dood van zijn zoon bezig – maar met een omgekeerd resultaat: een autobiografisch requiem dat geheel over Tonio gaat.
Verloren mensen is een boek dat het omgekeerde is van Tonio, omdat het bijna helemaal van hem los lijkt te staan.
‘Nee, niet dus – tenminste, Tonio komt er niet letterlijk in voor. ‘
Maar is er een link tussen Tonio en Verloren mensen?
‘Lugano was de vakantiebestemming van ons gezin, daar bewaar ik goede jeugdherinneringen aan. Later, volwassen, ging ik er geregeld weer op vakantie met Tonio en ik wist ook Adri mee te krijgen – en tot mijn verrassing vond hij het er prettig. We waren daar met z’n drieën, niemand ging daar op vakantie, het was echt ‘van ons’.
Weer later moesten zowel Adri als ik een boek afmaken. We gingen opnieuw naar Lugano. Daar hadden we een villa gehuurd voor drie maanden, maar bij aankomst bleek de zoon van de verhuurder een alarmsignaal: een onbetrouwbare man met ontbloot bovenlijf, sandalen en een vieze paardenstaart. Het uitzicht was grandioos, maar de villa was armoedig: het was vies, vervallen, er lag troep, niets was geregeld (internet, parkeervergunningen, werktafels) – en die paardenstaart woonde onder ons. We besloten terug te gaan. Die man was woedend! Het dreigde helemaal uit de hand te lopen, ik was bang dat hij ons achtervolgde.
Toch was het een succes. De heenweg was op Koninginnedag 2009, toen die gek in Apeldoorn met zijn auto een aanslag pleegde. Terwijl we naar de live verslagen luisterden, zei Adri: ‘Ik heb het slotdeel van De Tandeloze Tijd!’ Die cyclus begon met Koninginnedag 1980, het klopte perfect. hij was sindsdien bijna alleen maar met dat boek bezig. En na die paar bizarre dagen in Lugano dacht ik: ik moet iets met die rare man en dat enge huis. Dat wordt de raamvertelling van de novelle waar ik aan schreef, die over mijn eigen jeugd ging. We kwamen opgetogen thuis en we hebben die drie maanden hier in de tuin, schrijvend, doorgebracht. Lugano is voor mij zo verbonden met mijn eigen jeugd, met Adri en Tonio. Het betekende voor mij heel veel dat zij zich zo gelukkig voelden op een plek die mij in mijn jeugd zo gelukkig had gemaakt.’
[quote]‘Het geheugen is onbetrouwbaar. Je kan er iets aan hebben maar het kan je ook de rest van je leven dwarszitten.’[/quote]
Is er een diepere reden waarom juist de terugkeer naar Lugano voor jou zo belangrijk is?
‘Wat goed is, mag blijven. Ik ben mijn leven lang op zoek naar veiligheid en geborgenheid. Zowel in personen als in plekken. Ik ben geboren en getogen in Amsterdam en ik voel me hier veilig. Datzelfde heb ik in Lugano.’
Die behoefte zit volgens mij ook in de hoofdpersoon, die ook naar Lugano teruggaat om naar die veiligheid te zoeken.
‘Maar ze vindt die veiligheid niet, die er toen in Lugano ook niet was. Ze koppelt heel veel van haar emoties aan haar vader, waar ze zich juist veilig bij voelde.’
Maar wat blijft er nog over van je herinneringen, als je als volwassene terugkeert in de droomwereld van je jeugd?
‘Het geheugen is onbetrouwbaar. Je kan er iets aan hebben maar het kan je ook de rest van je leven dwarszitten. Een vakantie naar Lugano in mijn jeugdjaren was in de buurt, in een gehucht. Ik was daar bang, schijn zelfs met mijn ouders naar het ziekenhuis te zijn geweest (waar ik me niets meer van herinner) maar ik heb er ook veel goede herinneringen: brood halen bij de bakker, op de grond naar mieren liggen kijken. Later keerde ik ernaar terug, ondanks de angstige gebeurtenissen. Alles was hetzelfde, van het gietijzeren hek tot de bloembakken aan toe – en dat vond ik prachtig.’
Boekgegevens
Mirjam Rotenstreich, Verloren mensen, Uitgeverij De Geus, ISBN 978 90 445 1171 0 (€ 19,95)
Dit artikel verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2013.
Foto: Keke Keukelaar