Orhan Pamuk in Utrecht

‘Eigenlijk had ik niet hier willen zitten, maar in het publiek, en had ik willen luisteren naar een gesprek tussen Orhan Pamuk en Michaël Zeeman.’ Bas Heijne brengt de recent overleden criticus en boekenliefhebber weer even in herinnering. Ook Orhan Pamuk vertelt kort over zijn vriendschap met Zeeman, die in 1991 begon. Maar Pamuk is hier voor zijn nieuwe boek, waar Pamuk tien jaar aan werkte. Voor een tot de nok gevulde zaal leest hij voor uit, en vertelt hij over Het museum van de onschuld.

Een gecompliceerd liefdesverhaal
Het museum van de onschuld is een vertelling over een gecompliceerd liefdesverhaal. Kemal raakt in de ban van de twaalf jaar jongere Füsun, een ver familielid van Kemal. Ze hebben een kortstondige affaire, maar dan verdwijnt ze als hij haar heeft uitgenodigd voor hun verlovingsfeest. Een lange periode van rouw volgt, en een nog langere periode waarin Füsun intussen een andere partner heeft, en Kemal haar probeert terug te winnen.
Wat mooi begint, wordt voor Kemal een destructieve obsessie. Zijn tragiek blijkt van een afstand minder erg, grappig zelfs. Als Pamuk theatraal vertelt over het obsessieve karakter van Kemals lijden, barst het publiek meerdere malen in lachen uit. Kemal schakelt namelijk alles uit, behalve wat hem gelukkig maakt, en veinst zo dat het nog goed kan komen tussen hem en Füsun. Vrij aan het eind van het boek verwoordt Pamuk dat met een regen aan zinnen die met het woord ‘soms’ beginnen: soms regent het en luisteren we naar het tikken van de druppels, soms voel ik haar hand, soms zitten we zwijgend televisie te kijken, soms kijkt ze me aan… Heel vaak zijn er deze triviale geluksmomenten, waar Kemal haast verslaafd aan is.

Burgerlijk, maar noodzakelijk
Veel uit Het museum van de onschuld blijkt een bespiegeling van een burgerlijk, bijna saai leven. ‘Deze dingen maken we echter allemaal mee,’ zegt Pamuk, ‘en we hebben ze juist zo hard nodig. Iedereen zit ’s avonds televisie te kijken en te praten. “Kijk, die presentator lijkt op onze groenteman”, zeggen we bijvoorbeeld tegen elkaar – het slaat nergens op, maar het is wel de realiteit waar iedereen in leeft.’ De kleine, huiselijke taferelen bevatten het kleine drama, dat groots wordt uitgewerkt in de liefdesgeschiedenis tussen Kemal en Füsun, maar ook het kleine geluk dat Kemal telkens denkt mee te maken. Dat dit kleine geluk geen grote parallel heeft, zoals bij het drama, maakt de geschiedenis van Kemal schrijnender. Zijn obsessie maakt hem naar de buitenwereld toe steeds onzekerder. Als interviewer Bas Heijne hierop ingaat door Pamuk te wijzen op de theatrale vraag van Kemal (“Zeg, hebt u ooit zo’n grote liefde gehad, meneer Orhan?”), kaatst Pamuk terug: ‘Vindt u het overtuigend?’

Geen masochist
Pamuk was er bang voor dat de critici zijn hoofdpersonage als masochistisch, fetisjistisch, gek of anderszins beperkt of gestoord zouden zien. Heijne wordt de mond gesnoerd als hij hierover begint, want: ‘Kemal is geen masochist, hij wil wat iedereen wil: een mooie liefdesrelatie. Enkel de manier waarop hij achter zijn geluk aan jaagt, is buitengewoon.’
Naast zijn obsessieve zoektocht naar momenten van geluk is Kemals drift om spullen te verzamelen, deel van zijn obsessie voor Füsun. ‘De spullen die hij verzamelt, maken zijn geheugen sterker. Hij herinnert zich meer anekdotes met Füsun, hij voelt zich dichter bij haar in de buurt. Dit is hoe wonderlijk een menselijk geheugen werkt: de spullen verrijken zijn geest.’ Kemal bouwt op die manier een museum op van allerlei, ogenschijnlijk willekeurig bijeengeraapte rariteiten. Maar zo gek is het toch niet om spullen te verzamelen?
‘In Europa zijn mensen trots op zichzelf, in de rest van de wereld schamen mensen zich voor zichzelf,’ aldus Pamuk. ‘Het is zelfs zo dat Europeanen, als die schaamte hadden, hun schaamte tentoon zouden stellen en er alsnog trots op waren.’ Volgens Pamuk is verzamelen en categoriseren iets Europees: de rest van de wereld vindt het gek. Niet geheel toevallig houdt Kemal zich hiermee bezig, ook al wil Pamuk hem niet als een gek neerzetten.

Ondanks zijn relativerende houding tegenover de Europese neiging tot verzamelen en categoriseren, houdt Pamuk van musea. Hij gaat het liefst naar musea waar niemand anders is, waar hij als enige kan rondbanjeren. Hij wilde ooit kunstschilder worden, maar nu, elf boeken en vele prijzen later, is hij een van ’s werelds meest succesvolle schrijvers. Hoe zou volgens Pamuk een schrijver moeten werken? ‘Hoewel het nagenoeg onmogelijk is, moet hij naar de wereld kijken als een optimistisch en onschuldig kind dat alles om zich heen voor de eerste keer ziet.’ Zelfs als het kind in de schrijver hem de Nobelprijs heeft opgeleverd.
Orhan Pamuk, Het museum van de onschuld, Uitgeverij De Arbeiderspers, ISBN 978 90 295 7144 9 (€ 34,95)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven