“Nasroeddin kreeg eters — meer dan zijn keuken aankon. Alras stond hij op de stoep van de buurman om een grote kookpot te lenen. Twee dagen later bracht hij de pot al weer terug. De buurman inspecteerde de binnenkant. ‘Wat is dat, Nasroeddin? Er zit een kleine pot in mijn pot.’
Klopte. In die twee dagen, zo verkondigde de moella, had de kookpot een jonkie gekregen. ‘Weet je dat wel zeker? Nou, in ieder geval bedankt dat je mijn pot zo snel hebt teruggebracht.’
Een week later stond Nasroeddin weer op de stoep. Weer had hij de grote kookpot nodig. De buurman wreef in zijn handen. Beter een goede buur dan een verre vriend. Zo wilde hij zijn kookpot wel elke week uitlenen. Hij wachtte twee dagen, een week, een maand. Geen Nasroeddin, geen kookpot. Geduld was er zat in die tijd, maar uiteindelijk werd het de buurman toch te gortig. Hij ging eropaf. ‘Nasroeddin, heb je mijn kookpot nog?’
Nasroeddin trok een ernstig gezicht en stak zijn hand uit. ‘Gecondoleerd, buurman. Je kookpot is vorige maand gestorven.’
‘Man, wat kraam je voor onzin uit? Een kookpot kan toch niet doodgaan?’
‘Waarom niet? Als een kookpot kinderen kan krijgen, kan hij toch zeker ook sterven?’ ”
Moella Nasroeddin, De sleutel in het donker, Uitgeverij Altamira-Becht BV, ISBN 978 90 6963 794 5