Waar was u, op 2 november 2004?
‘Ik was thuis, boven, aan het werk. Toen ik het nieuwsbericht hoorde dat Theo van Gogh was vermoord, dacht ik eerst dat het een act was. Hij was toen bezig aan een film over Pim Fortuyn en daar moest hij natuurlijk de aandacht op vestigen. Maar het bleek echt te zijn.’
Theo van Gogh was onder meer een beroepsprovocateur. En hij had ook op u zijn pijlen gericht…
‘Dat begon al in 1984, in een column. Daar is Van Gogh jaren mee doorgegaan. Veel mensen waren mikpunt van zijn kritiek, maar dat maakte het niet minder erg. Later nam het wat af, toen hij zich wat meer op de islam richtte. Ach, ik weet niet waar het goed voor was, ik heb hem al die jaren, op één keer na, wijselijk genegeerd.’
Het had geen doel?
‘Dat provoceren wat hij deed? Nee, dat had geen enkel nut. Het leverde alleen een hoop gedoe op.’
Was zijn dood voor u een opluchting?
‘Nee. Ik kreeg zielsveel medelijden met Van Gogh. Dit had hij niet verdiend. Je kunt bittere woorden schrijven over elkaar, je kunt elkaar negeren of openbaar een ruzie uitvechten, maar een gewelddadig einde gun je niemand.’
Waarom krijgt iemand die voor u zo’n kwelling is geweest, zo’n prominente plek in VSV?
‘Het boek moest alleen over Mohammed Bouyeri gaan. Maar elke keer dat ik informatie over hem opzocht, dook Theo van Gogh op. Logisch, de moord op hem is het enige wat Bouyeri gedaan heeft waar op internet iets over te vinden is. Het was dus onontkoombaar dat Theo van Gogh een rol moest krijgen in dit boek.’
Zijn leven na de dood krijgt in VSV een opmerkelijke wending…
‘Hij wordt beschermengel. Hij moet iemand aanwijzen op aarde die nog leeft, wiens of wier leven hij voortaan beschermt. Ik laat hem dus een louteringsproces ondergaan. Theo van Gogh gaat als beschermengel goede dingen doen voor een levend mens.’
Was dat revanche?
‘Nee, dat was geen genoegdoening. Het was ook geen persoonlijke reflectie op hem. VSV is een roman, geen column.’
Theo van Gogh en zijn moordenaar, maar ook andere bekende mensen zoals Job Cohen, Ayaan Hirsi Ali en Piet Hein Donner komen in het boek voor.
‘Het zijn fictieve varianten van die persoonlijkheden. Ik wilde me niet laten beperken door de werkelijkheid. De lezer herkent de namen en kan ze plaatsen, maar de actie en de beslissingen komen van de fictieve personages – Max Kohn voorop. Ik heb de realiteit van Nederland, en de feiten die ik kon vinden, willen gebruiken om daar een fictief verhaal op los te laten en de fictie betreft ook de bekende personen.’
Zoiets als wat Tomas Ross doet?
‘Daar heb ik geen idee van, ik ken zijn werk niet. Gebruikt hij dezelfde werkmethode? Dan ga ik zijn boeken eens bestuderen.’
Het heeft enkele belangrijke raakvlakken. U kent zijn boeken echt niet?
‘Dat is niet snobistisch bedoeld, het is een kwestie van keuzes maken. Sinds ik grotendeels in Amerika woon, heb ik me vooral op de Amerikaanse spannende boeken gericht. Child, Coben, Sandford, Connelly. Inderdaad, vooral thrillers. Het genre spreekt me enorm aan.’
Het is een genre waarin de criminaliteit welig tiert. Volgens mij kennen we maar weinig Nederlandse literaire boeken waarin de criminaliteit zo’n grote rol speelt…
‘Daar heb ik geen idee van. Ik vind criminaliteit intrigerend, ik schrijf er graag over. Daarom is mijn hoofdpersoon een topcrimineel. Je kunt die criminele wereld redelijk veilig verkennen door erover te schrijven in je veilige huis – en zo werkt het ook voor lezers. In velen van ons schuilen misdadigers, maar de meeste mensen houden zich keurig in. Fictie opent die wereld.’
U noemde net Amerika, het land waar u sinds een jaar of zes veel tijd doorbrengt. In NOVA vertelde u destijds al over het verschil tussen beide landen. Wat is nu het essentiële verschil tussen Nederland en Amerika?
‘Nederland is enorm goed georganiseerd. Het is praktisch af, alles is geregeld. Er is geen spanning meer. Amerika heeft twintig keer zoveel inwoners in één cultuur – ondanks alles zijn ook de hispanics en de afro-amerikaanse inwoners Amerikanen. En ondanks de welvaart heeft het land behoorlijke problemen.’
Die grote problemen houden u scherp?
‘Mijn pen schrijft moeizaam wanneer het niet schuurt, wanneer er niets aan de hand is. VSV is geworden zoals het is door Amerika. In Nederland had ik halverwege de pen dichtgeschroefd: zo, mooi geweest. ‘Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg’ is een motto dat me beklemt.’
U noemde net ook een aantal Engelstalige, of Amerikaanse thrillerschrijvers. Komt uw muze meer uit de hoek van de thrillers dan uit literaire hoek?
‘Ik wil alleen maar spannende boeken maken, met de spanningsboog van een thriller. Dat geldt voor al mijn boeken. Je kunt VSV literair analyseren en allerlei postmoderne elementen aanwijzen, maar die vind ik niet zo interessant. Hoe trek ik de lezer vierhonderd pagina’s mee in een spannend verhaal – dáár gaat het mij om.’
Leon de Winter, VSV, Uitgeverij De Bezige Bij, ISBN 978 90 234 4146 5 (€ 24,90) (hardcover), ISBN 978 90 234 5700 8 (€ 19,90) (paperback)